Plaatsbepaling op aarde

Plaatsbepaling op aarde
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Plaatsbepaling op aarde

Slide 1 - Tekstslide

Verstedelijking in Nederland

Slide 2 - Tekstslide

Lengtecirkels of meridianen
• Lijnen die van de noordpool naar de zuidpool gaan heten lengtecirkels of meridianen.
• De nulmeridiaan loopt precies over het plaatsje Greenwich bij Londen.
• Het halfrond ten westen van de nulmeridiaan noemen we westelijk halfrond.
• Het halfrond ten oosten van de nulmeridiaan noemen we oostelijk halfrond.

Slide 3 - Tekstslide

Greenwich
0-meridiaan
Lengtecirkel of Meridiaan

Slide 4 - Tekstslide

Evenaar
De lijn die precies in het midden tussen de noordpool en zuidpool loopt heet de evenaar.
• Deze lijn verdeelt de aarde in een noordelijk halfrond en een zuidelijk halfrond.
• Het noordelijk halfrond = Het gebied tussen de evenaar en de noordpool.
• Het zuidelijk halfrond = Het gebied tussen de evenaar en de zuidpool.

Slide 5 - Tekstslide

Noordpool
Zuidpool
Evenaar

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

Noordelijk halfrond
Zuidelijk halfrond

Slide 8 - Sleepvraag

Plaatsen die op het zuidelijk halfrond liggen liggen tussen de evenaar en de zuidpool.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Breedtecirkels of paralellen
• Lijnen die evenwijdig lopen aan de evenaar heten breedtecirkels of parallellen.
• De evenaar is de breedtecirkel van .
• De noordpool ligt op 90° NB.
• De afstand van een plaats tot de evenaar noem je de geografische breedte.

Slide 10 - Tekstslide

10 graden Zuiderbreedte
10 graden Noorderbreedte
40 graden Noorderbreedte
40 graden Noorderbreedte

Slide 11 - Tekstslide

Luanda ligt op
A
10° NB
B
10° ZB

Slide 12 - Quizvraag

Welke plaats ligt op 30° NB?
A
Caïro
B
Mekka
C
Madrid
D
Durban

Slide 13 - Quizvraag

Welke plaats ligt op 20° ZB en 40 °WL?

Slide 14 - Tekstslide

Welke plaats ligt op 20° ZB en 40 °WL?
A
1
B
2
C
4
D
B

Slide 15 - Quizvraag

Verstedelijking in Nederland 

Slide 16 - Tekstslide

Urbanisatieproces
Urbanisatie-suburbanisatie-re-urbanisatie
Wat betekent het allemaal?
1

Slide 17 - Tekstslide

Opbouw Nederlandse stad
  1. De binnenstad (vaak oud)
  2. De 19e -eeuwse wijken (veel kleine woningen dicht op elkaar)
  3. Hoogbouw (veel flats)  
  4. Laagbouw (woonerven, rijtjeshuizen) 
  5. Vinex-wijken (mix van villa's en huurhuizen)
  6. Bedrijventerrein (rand stad)

Slide 18 - Tekstslide

Opbouw Nederlandse stad

Slide 19 - Tekstslide

Kenmerken van woonwijken
Om de leefbaarheid te verbeteren voert de overheid stadsvernieuwing uit in verouderde wijken. 


Slide 20 - Tekstslide

Dit zijn kenmerken van een arbeiderswijk
A
Goedkope woningen die slecht zijn onderhouden
B
Villawijken met grote vrijstaande huizen
C
Flats met alleen maar huurwoningen
D
Kleine woningen die in rijen aan elkaar zijn gebouwd

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van binnenstad?
A
Goedkope flats, maken vaak een armoedige indruk
B
Woningen met slingerende straten uit de jaren zeventig voor gezinnen.
C
Smalle straten, dure panden, uitgaan en shoppen, weinig bewoners
D
2 Rijk en arm woont door elkaar, in koopwoningen of huurhuizen, net wat ze kunnen betalen.

Slide 22 - Quizvraag

Kenmerken naoorlogse wijken
A
Hoogbouw , veel groen en ruim opgezet
B
Hoogbouw, weinig groen en veel bedrijven
C
Laagbouw, veel groen en ruim opgezet
D
Laagbouw, weinig groen en veel bedrijven

Slide 23 - Quizvraag

Welke drie kenmerken zijn typisch voor nieuwbouwwijken (ook wel VINEX- wijken) in Nederland?
A dicht bij het centrum
B grote woningen
C kleine woningen
D veel groen
E ver van het centrum
F weinig groen

A
B, D, E
B
A, B, E
C
B, C, E
D
B, C, D

Slide 24 - Quizvraag