Herhaling H4 en H5

H4 Werken met aantallen
procenten en factor
wetenschappelijke notatie
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H4 Werken met aantallen
procenten en factor
wetenschappelijke notatie

Slide 1 - Tekstslide

Welke factor hoort bij 85%?
A
85
B
1,85
C
0,85
D
0,15

Slide 2 - Quizvraag

Procent en factor
Je kunt bij vragen met procenten gebruik maken van de factor.



85% = 85 : 100 = 0,85
140 % = 140 : 100 = 1,40
225 % = 225 : 100 = 2,25 
factor = percentage : 100

Slide 3 - Tekstslide

Welke factor hoort bij een toename van 8 % ?
A
1,8
B
0.08
C
0,92
D
1,08

Slide 4 - Quizvraag

Procent en factor
Als er een percentage bij komt (toename) of af gaat (afname/korting) kun je ook de factor gebruiken.
Bedenk hoeveel procent je over houdt met deze toename of afname en doe dan:



factor = percentage : 100

Slide 5 - Tekstslide

Procent en factor


5%  erbij = 105 % over      ->   factor = 1,05
2,5% eraf = 97,5 %  over      ->   factor = 0,975
25% korting = 75% over   ->   factor = 0,75
factor = percentage : 100

Slide 6 - Tekstslide

Richard zet €2500 op zijn spaarrekening met 3 % rente per jaar.
Hoeveel geld staat er na 3 jaar op zijn rekening?
A
2725 euro
B
2731,82 euro
C
2275 euro

Slide 7 - Quizvraag

Procenten steeds erbij
Als je ieder jaar 3% rente krijgt, is de factor 1,03
(100 + 3 = 103 % -> factor is 1,03)

2500 x 1,03 x 1,03 x 1,03 =2500 x 1,03^3 = € 2731,82

Als je het bedrag van een jaar eerder wilt uitrekenen, moet je juist : 1,03 doen !!

Slide 8 - Tekstslide

Hoe schrijf je 250 000 000 in de wetenschappelijke notatie?
A
25 x 10^7
B
0,25 x 10 ^9
C
2,5^8
D
2,5 x 10 ^8

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf ik 1,364 x 10^6 als gewoon getal?
A
1 364 000
B
0,000 001 364
C
1 364 000 000
D
136 400

Slide 10 - Quizvraag

Wetenschappelijke notatie
De wetenschappelijke notatie gebruiken we om hele grote of
hele kleine getallen op een kortere manier op te schrijven.



Als er geen nullen staan, moet je het getal voor de 'x' afronden:
12 567 864 = 1,256...... x 10^7 = 1,3 x 10^7

Slide 11 - Tekstslide

H5 Gelijkvormigheid
Licht en schaduw
Gelijkvormige figuren
Gelijkvormigheid en factor

Slide 12 - Tekstslide

Licht en schaduw
zonlicht = evenwijdige lijnen
lamplicht = lichtstralen vanuit één punt

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de overeenkomstige zijde met zijde AC
A
PQ
B
PR
C
RP
D
CA

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de overeenkomstige zijde van zijde LP?
A
MP
B
LM
C
KL
D
NP

Slide 15 - Quizvraag

Gelijkvormigheid
Om met gelijkvormigheid te werken, moet je er altijd voor zorgen dat de figuren in dezelfde stand zijn getekend:

Slide 16 - Tekstslide

Gelijkvormigheid
Pas als ze in dezelfde stand zijn getekend, kun je de factor berekenen met overeenkomstige zijden:

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de factor van de vergroting?
A
50 : 39 = 1,28
B
65 : 50 = 1,3
C
65 : 39 = 1,667
D
75 : 39 = 1,92

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de lengte van zijde MS?
A
75 : 1,667 = 45 cm
B
50 : 1,667 = 30 cm
C
75 x 1,667 = 125 cm
D
50 x 1,667 = 83,35 cm

Slide 19 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Je gaat nu oefenen voor de toets die je over H4 en H5 gaat maken. In de volgende les kun je hier nog vragen over stellen.

Maken:
- als je de vragen nog moeilijk vind, maak je de Extra Oefening van H4 + H5
(blz 144 t/m 147 en 172 t/m 175)
- wil je wat uitdaging, maak dan de Gemengde Opdrachten van H4 + H5
(blz 148/149 en 176/177)

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Maak in ieder geval: E-4, E-10 en G-5 en G-6 van H4 en opgave E-7 en G-4 van H5 (inleveren via Classroom)

Deze vragen worden de volgende les besproken.

De week daarna krijgen jullie een online toets over H4 en H5 !!

Slide 21 - Tekstslide