§2.4 t/m §2.7 Bevolking & ruimte in Nederland en Duitsland

Bevolking & Ruimte, §2.4 t/m §2.7.

Maak tijdens de uitleg een aantekening!
Hierna: leerdoelen.
In deze les kun je 21 punten verdienen!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bevolking & Ruimte, §2.4 t/m §2.7.

Maak tijdens de uitleg een aantekening!
Hierna: leerdoelen.
In deze les kun je 21 punten verdienen!

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind:
1. kun je benoemen de overeenkomsten en verschillen van de bevolkingsopbouw
-groei en -piramide tussen Nederland en Duitsland. 

2. weet je waar migranten in Nederland en Duitsland vandaan komen en weet je hun migratiemotieven.

3. weet je welke groei steden in Nederland en Duitsland de laatste tientallen jaren hebben doorgemaakt. 

4. begrijp je op welke manier in Nederland de inrichting van een stad tot stand komt
Hierna: uitleg bevolking en ruimte in Nederland.

Slide 2 - Tekstslide

Bevolking & Ruimte in Nederland:
Ontwikkeling bevolking (demografie): In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog (1945-'55) vindt een babyboom plaats. Deze babyboomgeneratie is nu heel oud, gevolg is vergrijzing. Vergrijzing wordt versterkt door een hogere levensverwachting
Tegelijkertijd worden steeds minder kinderen geboren, daardoor is sprake van ontgroening
Migratie: de bevolkingstoename vindt plaats door een beetje natuurlijke bevolkingsgroei (geboorte-sterfte), maar vooral door sociale bevolkingsgroei (migratie).



Migratiegolven:
Bevolkingsgroepen
Motief:
1945-'50
1950-'60
1960-'70
1970-'75
1980-'90
immigratie oud-kolonie Indonesië
emigratie naar Canada, VS en Australië
immigratie arbeidsmigranten Turkije en Marokko
immigratie oud-kolonie Suriname
immigratie vluchtelingen (bv Aghanisatie en Syrië)
                        Oorlog afgelopen? Dan remigratie
politiek
economisch
economisch en sociaal
politiek en economisch
politiek 
Hierna: site bewegende leeftijdsgrafiek Nederland.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Bevolking & Ruimte in Duitsland:
Ontwikkeling bevolking (demografie): Duitsland is in aantal inwoners het grootste land van Europa. 
Het verloop van de natuurlijke bevolkingsgroei van Duitsland kent veel overeenkomsten met Nederland, maar ook verschillen:
1. Nederland kent in de jaren '50 een geboortegolf, maar Duitsland pas in de jaren '60. Want in Duitsland kwam pas later een vertrouwen in een mooie toekomst.
2. Duitsland heeft een hoger sterftecijfer, omdat in dit land al vanaf de jaren 1950 minder kinderen worden geboren. Gevolg is meer ontgroening en meer vergrijzing
Migratie: 25% van de Duitsers heeft een migratie-achtergrond. 

Hierna: filmpje Duitsland - De wereld rond (5:30)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

In de afbeelding staan drie bevolkingsdiagrammen van Nederland van 1950, 2015 en 2060 (prognose). De bevolkingsdiagrammen staan in willekeurige volgorde.
Sleep de jaartallen naar de juiste bevolkingsdiagram:
Hierna: enkele quizvragen.
1950
2015
2060

Slide 7 - Sleepvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Eind jaren 60 gingen veel vrouwen in Nederland de anticonceptiepil of een ander voorbehoedsmiddel gebruiken.
In welke fase van het demografisch transitiemodel bevond Nederland zich eind jaren 60?
A
in fase 1
B
in fase 2
C
in fase 3
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 8 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Naar aanleiding van de bevolkingsdiagrammen worden twee
uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: in Berlijn is het percentage mensen tussen de 25 en 45 jaar  hoger dan in heel Duitsland.
Uitspraak 2: tussen 2019 en 2040 zal Berlijn meer vergrijzen dan
 Duitsland als geheel. 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 9 - Quizvraag


En nu een paar vragen over Duitsland:

Duitsland ligt ten .......... van Nederland
A
noorden
B
zuiden
C
oosten
D
westen

Slide 10 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welke Duitse stad ligt niet in het Ruhrgebied?
A
Berlijn
B
Dortmund
C
Duisburg
D
Essen

Slide 11 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welke uitspraak over de afbeelding is juist?
A
in Duitsland vergrijst het westen meer dan het oosten.
B
in Nederland vergrijzen vooral gebieden langs de randen.
C
stedelijke gebieden in Nederland en Duitsland vergrijzen het meest.
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist

Slide 12 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

In de kaarten zijn met pijlen de belangrijkste binnenlandse
migratiestromen met het oosten van Duitsland als vertrekgebied
weergegeven.
Welke kaart geeft de juiste richting van de grootste binnenlandse
migratiestromen vanaf 2010 weer? 
A
Kaart 1
B
Kaart 2
C
Kaart 3

Slide 13 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

In de grafiek zijn de begrippen natuurlijke bevolkingsgroei,
sociale bevolkingsgroei en totale bevolkingsgroei vervangen door de cijfers 1, 2 en 3.

Waar staan de begrippen juist bij de cijfers 1, 2 en 3? 
A
1. natuurlijke bevolkingsgroei, 2. sociale bevolkingsgroei, 3. totale bevolkingsgroei
B
1. natuurlijke bevolkingsgroei, 2. totale bevolkingsgroei, 3. sociale bevolkingsgroei
C
1. sociale bevolkingsgroei, 2. natuurlijke bevolkingsgroei, 3. totale bevolkingsgroei
D
1. sociale bevolkingsgroei, 2. totale bevolkingsgroei, 3. natuurlijke bevolkingsgroei

Slide 14 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om te zoomen.
In is de afbeelding is de natuurlijke bevolkingsontwikkeling van Duitsland weergegeven.
Twee uitspraken:
Uitspraak 1: na 1950 kende de Duitse bevolking eerst een 
sterfteoverschot en daarna een geboorteoverschot.
Uitspraak 2: het sterfteoverschot neemt toe door de vergrijzing van de
Duitse bevolking. 
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welke uitspraak is onjuist?

A
de gemiddelde levensverwachting van de Duitse bevolking zal tot 2060 dalen.
B
de groep 0 - 30 jaar wordt kleiner en zal in 2060 uit minder dan 20 miljoen personen bestaan.
C
de omvang van de beroepsbevolking zal afnemen en de vergrijzing zal tot 2060 toenemen.
D
Alle genoemde uitspraken zijn juist

Slide 16 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

De afbeelding gaat over de migratie tussen (voormalig) Oost-Duitsland en (voormalig) West-Duitsland.

Welke lijn geeft de migratie aan van (voormalig) Oost-Duitsland naar (voormalig) West-Duitsland? 
A
Lijn 1
B
Lijn 2

Slide 17 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Duitsland heeft in elke periode een andere belangrijke groep immigranten.

Waar staat de juiste groep immigranten bij elke periode? 
A
1960-1965: asielzoekers uit oorlogsgebieden, 1968-1974: gastarbeiders uit Zuid-Europa en Turkije, 2010-2018: gezinshereniging
B
1960-1965: asielzoekers uit oorlogsgebieden, 1968-1974: gezinshereniging, 2010-2018: gastarbeiders uit Zuid-Europa en Turkije
C
1960-1965: gastarbeiders uit Zuid-Europa en Turkije, 1968-1974: asielzoekers uit oorlogsgebieden, 2010-2018: gezinshereniging
D
1960-1965: gastarbeiders uit Zuid-Europa en Turkije, 1968-1974: gezinshereniging, 2010-2018: asielzoekers uit oorlogsgebieden

Slide 18 - Quizvraag


In de periode vóór 1981 hadden Turken andere motieven om naar Duitsland en Nederland te migreren dan in de periode na 1985.

Welk motief hadden zij vóór 1981 en welk motief in de periode na 1985?
A
periode 1967-1981: economisch motief, periode 1985 - 2003: politiek motief
B
periode 1967-1981: economisch motief, periode 1985 - 2003: sociaal motief
C
periode 1967-1981: sociaal motief, periode 1985 - 2003: ecnomisch motief
D
periode 1967-1981: politiek motief, periode 1985 - 2003: sociaal motief

Slide 19 - Quizvraag

In de afbeelding staan drie bevolkingsdiagrammen van Duitsland van 1950, 2011, 2030 en 2060 (prognose). De bevolkingsdiagrammen staan in willekeurige volgorde.
Sleep de jaartallen naar de juiste bevolkingsdiagram:
Hierna: uitleg inrichting van steden in Nederland en Duitsland.
1950
2011
2030
2060

Slide 20 - Sleepvraag

Inrichting van steden in Nederland en Duitsland
1950-1970: mensen verhuizen massaal naar de stad (urbanisatie):
1970-1990: mensen verhuizen massaal weer naar het platteland (suburbanisatie);
1990-nu: mensen verhuizen weer massaal naar de stad (re-urbanisatie).
  • Wanneer een stad uitbreidt en vastgroeid aan omliggende dorpen, ontstaat een agglomeratie. Wanneer vervolgens agglomeraties weer aan mekaar groeien, is sprake van een stedelijke zone (bv de Randstad, of het Duitse Ruhrgebied).
Gevolg is dat in Nederland de Randstad een groeiregio is, langs de randen van het land zijn krimpregio's (bv Zeeuws Vlaanderen, Oost-Groningen en Zuid-Limburg)
  • In de stad heb je veel voorzieningen. Elke voorziening heeft een reikwijdte: de maximale afstand die een klant wilt afleggen. Ook heeft een voorziening verzorgingsgebied met een drempelwaarde: het minimale aantal klanten (bv per week) wat een voorziening moet hebben om te blijven bestaan.
Hierna: filmpje scholen sluiten in krimpregio's (1:00)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Klik op de voorzieningen om in te zoomen. Sleep de voorzieningen in de juiste volgorde.
Start met de voorziening met de kleinste drempelwaarde en eindig met de voorziening met de grootste drempelwaarde:
Hierna: filmpje inrichting van steden (+ 2 min).

Slide 23 - Sleepvraag

Slide 24 - Video

In het filmpje van zojuist werden enkele begrippen genoemd.
Sleep de omschrijvingen naar het juiste begrip:
Hierna: enkele quizvragen.
Drempelwaarde
Forensisme
Mobiliteit
Congestie
Reikwijdte
Het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te blijven bestaan.
De afstand (bv in km) die een klant maximaal wilt afleggen om gebruik te maken van een voorziening.
Filevorming
Alle verplaatsingen van mensen en goederen.
Het op en neer reizen tussen je woonplek en je werkplek.

Slide 25 - Sleepvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

In de afbeelding zijn foto’s van vier wijken in Utrecht te zien.

Waar staan de wijken op de foto’s in de juiste volgorde van oudste bouwperiode naar jongste bouwperiode? 
A
4 - 1 - 2 - 3
B
4 - 1 - 3 - 2
C
4 - 2 - 3 - 1
D
4 - 3 - 1 - 2

Slide 26 - Quizvraag


Bekijk de afbeelding.

Welke uitspraak over de afbeelding is onjuist
A
het Ruhrgebied kon zich ontwikkelen tot industriegebied mede dankzij de ligging aan de Rijn.
B
in het Ruhrgebied is aan herinrichting gedaan.
C
het Landschaftspark Duisberg-Nord trekt op een normale weekdag bezoekers uit een groter gebied aan dan tijdens het muziekfestival Traumzeit.
D
Alle genoemde uitspraken zijn onjuist

Slide 27 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Het Landschaftspark Duisburg-Nord heeft nu een andere functie dan vroeger.
Hier staan in willekeurige volgorde enkele gebeurtenissen in de geschiedenis van 
Duisburg-Nord sinds de opkomst van de staalindustrie:
P - Het aantal banen in de cultuursector Duisburg-Nord neemt toe.
Q - Het aantal banen in de staalindustrie in Duisburg-Nord neemt af.
R - De staalindustrie verplaatst zich naar lagelonenlanden.
Zet de letters in chronologische volgorde van vroeger naar later. 
A
Q - P - R
B
Q - R - P
C
R - P - Q
D
R - Q - P

Slide 28 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Over de winkels van de Albert Heijn worden drie uitspraken gedaan.
Uitspraak 1: de Albert Heijn-supermarkt voor de dagelijkse boodschappen heeft een kleinere reikwijdte dan de Albert Heijn XLsupermarkt.
Uitspraak 2: de Albert Heijn-supermarkt voor de dagelijkse boodschappen
heeft een lagere drempelwaarde dan de Albert Heijn XLsupermarkt.
Uitspraak 3: het verzorgingsgebied van de Albert Heijn-supermarkt is
groter dan die van de Albert Heijn XL-supermarkt.
A
Uitspraak 1 en 2 zijn juist
B
Uitspraak 2 en 3 zijn juist
C
Uitspraak 1 en 3 zijn juist
D
Alle uitspraken zijn juist

Slide 29 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welk begrip past het best bij de afbeelding?
Hierna: woordenweb.
A
bevolkingsdichtheid
B
bevolkingsspreiding
C
integratie
D
sociale ongelijkheid

Slide 30 - Quizvraag

Typ zoveel mogelijk begrippen (geelgedrukte) woorden) die in deze les zijn uitgelegd:
Hierna: een poll

Slide 31 - Woordweb


In deze les zijn veel begrippen genoemd.
Welk begrip begrijp je nog niet zo goed en wil je graag in een volgende les uitgelegd krijgen?
demografie
drempelwaarde en reikwijdte
forensisme
Congestie
ontgroening en vergrijzing
agglomeratie
suburbanisatie
immigratie en emigratie
natuurlijke en sociale bevolkingsgroei
geboorte -en sterfteoverschot

Slide 32 - Poll