H.3 + H.4 VD en OD

Werkwoordspelling
H.3 en H.4
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
H.3 en H.4

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe noem je de werkwoordsvormen 'afgelopen' en 'gemaakt' in de vorige dia's?

Slide 4 - Open vraag

Wat weet je al over het voltooid deelwoord?

Slide 5 - Woordweb

Lesdoelen
  • Je weet wat een voltooid deelwoord is en hoe je zo'n woord spelt
  • Je weet wat een onvoltooid (tegenwoordig) deelwoord is en hoe je zo'n woord spelt 

Slide 6 - Tekstslide

Vul een juist gespeld voltooid deelwoord in de zin in:
Wij hebben lekker .........(zwemmen).

Slide 7 - Open vraag

Vul een juist gespeld voltooid deelwoord in de zin in:
Maria wordt door de arts .....( opereren).

Slide 8 - Open vraag

Vul een juist gespeld voltooid deelwoord in de zin in:
Zij hebben vandaag 15 km ....( fietsen).

Slide 9 - Open vraag

Het voltooid deelwoord
  • geeft aan dat iets afgelopen/ voltooid is
  • staat nooit als enige ww in een zin
  • het heeft altijd een hulpwerkwoord nodig:
  • (een vorm van hebben, zijn of worden)
    Ik heb………..(gemaakt)
    Ik ben………..(opgehaald)
    Ik word………..( verzorgd)



Slide 10 - Tekstslide

VD sterke ww
Schrijf wat je hoort.
         Eindigt meestal op –en.
Bijv. gebeten, geschreven, gelopen, gekregen

Slide 11 - Tekstslide

VD zwakke ww

  • begint vaak met ge-, be-, ver-
  • eindigt vaak met -t of -d

  • Ezelsbruggetjes voor als je twijfelt over de laatste letter:
  • gebruik 'T KoFSCHiPX
        Bijv. gemaakt, geleerd
  • Of het VD langer maken...
        Bijv. gemaakte, geleerde

Slide 12 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Let op bij de wissel z/s en v/f!
Bijv. verhuizen - verhuisd
        beroven - beroofd

Slide 13 - Tekstslide

Let op!
Sommige ww beginnen sowieso al met ge-, be-, ont-, ver-, en her-
  • gebeuren - gebeurd
  • beantwoorden - beantwoord
  • ontmoeten - ontmoet 
  • verbranden - verbrand
  • herinneren - herinnerd

Slide 14 - Tekstslide

Let op!
Soms hoor je het verschil tussen pv en vd niet, maar je schrijft ze wel anders.

  • Zij verandert de opstelling.
  • Zij is veranderd.

Slide 15 - Tekstslide

Opa is vorig jaar naar Oostenrijk...... (rijden)

Slide 16 - Open vraag

In de corona-tijd hebben we zelf maar ons haar..... ( knippen )

Slide 17 - Open vraag

Ze hebben de nieuwe omgeving....... (verkennen)

Slide 18 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van "interviewen"?
A
geinterviewd
B
geïnterviewd
C
geinterviewt
D
geïnterviewt

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van "misbruiken"?
A
misbruikt
B
gemisbruikt

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van "verduren"?
A
geduurd
B
verduurd
C
geverduurd

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van "uitzoeken"?
A
uitzocht
B
uitgezocht
C
geüitzocht

Slide 22 - Quizvraag

Het onvoltooid deelwoord (OD)

Slide 23 - Tekstslide

  • Soms ben je nog niet klaar met IETS doen.
  • De handeling is ONvoltooid
    --> 
    is nog steeds bezig of zou nog bezig kunnen zijn.
    --> Hele werkwoord + d
 
  • Ik moet lopend naar huis.
  • Fluitend kom ik binnen.  
  • Kermend van de pijn lag de inbreker op de
   grond.
Het onvoltooid deelwoord (OD)

Slide 24 - Tekstslide

Kermen van de pijn.
Kermen is het hele ww (infinitief).

-d- erbij =
KERMEND

Slide 25 - Tekstslide

(Mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
Mopperent en huilend
B
Mopperend en huilent
C
Mopperend en huilend

Slide 26 - Quizvraag

Welke spelregel hoort bij het onvoltooid deelwoord?

A
is de infinitief met '-d(e)'
B
is de stam met '-d'
C
soms '-d' en soms niet

Slide 27 - Quizvraag

Staat er een OD in de volgende zin?
'Wachtend op de bus luisterde hij muziek.'

A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quizvraag

Staat er een OD in de volgende zin?
'Het meisje kwam huilend de kamer binnen.'

A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

Staat er een OD in de volgende zin?
'De voetballer heeft de hele middag getraind op een vrije trap.'

A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Welke vorm vind je makkelijker te herkennen: VD of OD?
A
VD
B
OD

Slide 31 - Quizvraag

Vond je de lesstof moeilijk (0) of heel makkelijk (100)?
0100

Slide 32 - Poll

SUCCES MET OEFENEN!!

Slide 33 - Tekstslide