Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Zinsontleden
Zinsontleding
Nederlands
1 / 31
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
31 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Zinsontleding
Nederlands
Slide 1 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?'
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tsjerk een scheur.'
A
zijn
B
Tsjerk
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
'Kees is vandaag tot 14:05 naar school geweest.'
A
vandaag
B
school
C
is
D
geweest
Slide 4 - Quizvraag
Eerst de PV vinden en dan de zin in zinsdelen verdelen.
Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn .
Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de PV kunt plaatsen is een apart zinsdeel.
Slide 5 - Tekstslide
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? 'Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.'
A
3
B
5
C
4
D
6
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
' De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.'
A
2
B
4
C
3
D
5
Slide 7 - Quizvraag
Zinsdelen: werkwoordelijk gezegde
Ne deze les weet je hoe je deze zinsdelen vindt.
Slide 8 - Tekstslide
Leg nu in je eigen woorden uit wat het werkwoordelijk gezegde is
Slide 9 - Open vraag
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden uit de zin
Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin
Slide 10 - Tekstslide
Zinsdelen: onderwerp
Ne deze les weet je hoe je deze zinsdelen vindt.
Slide 11 - Tekstslide
Leg nu in je eigen woorden uit wat het onderwerp is
Slide 12 - Open vraag
Onderwerp
Zinnen bestaan uit zinsdelen.
Het onderwerp (ow) is ook een zinsdeel.
Slide 13 - Tekstslide
Onderwerp
Zoek de persoonsvorm
Vraag: wie of wat + persoonsvorm
Het antwoord op die vraag is het onderwerp
Slide 14 - Tekstslide
Zinsdelen: Lijdend voorwerp
Na deze les kun je het lijdend voorwerp vinden
Slide 15 - Tekstslide
Leg nu in je eigen woorden uit wat het lijdend voorwerp is
Slide 16 - Open vraag
Lijdend voorwerp
Wie/wat + onderwerp + gezegde?
2N: 28/11
Slide 17 - Tekstslide
Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'
A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
'Maaike is door twee klasgenoten gepest via
Whats-app.'
A
twee klasgenoten
B
Maaike
C
gepest
D
Whats-app
Slide 19 - Quizvraag
Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 20 - Quizvraag
Zinsdelen: meewerkend voorwerp
Na deze les kun je het meewerkend voorwerp vinden
Slide 21 - Tekstslide
Zinsdelen
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Slide 22 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Aan
wie of voor wie + gezegde + onderwerp en lijdend voorwerp
Slide 23 - Tekstslide
Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
1. Zoek eerst de
persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag:
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Slide 24 - Tekstslide
Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp
Slide 26 - Quizvraag
even oefenen...
1. De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.
2. Maaike is door twee klasgenoten gepest via whatsapp.
3. Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.
4. Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs I gehaald.
2P: Blok 2, grammatica, opdracht (1) + 9.
Slide 27 - Tekstslide
even oefenen...
1. De jongens I gooiden I sneeuwballen Iop het schoolplein.
ow - pv/wwg - lv - bwb
2. Maaike I is I door twee klasgenoten I gepest I via whatsapp.
Ow - pv/wwg - bwb - wwg - bwb
3. Razend I gooide I de leraar I een krijtje I door het lokaal.
bwb- pv/wwg- ow- lv- bwb
4. Peter I heeft I gisteren I zijn scooterrijbewijs I gehaald.
ow-pv/wwg-bwb-lv-wwg
28/11: 2M
2N: Blok 2, grammatica, opdracht 1.
Slide 28 - Tekstslide
Wat moet je weten en kunnen?
Zinsdelen
Het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen
Het onderwerp in een zin benoemen
Het lijdend voorwerp kunnen vinden
Het meewerkend voorwerp
De bijwoordelijke bepalingen
Slide 29 - Tekstslide
Bijwoordelijke bepaling
Je moet eerst de andere stappen doorlopen.
Je mag pas als laatste de bijwoordelijke bepalingen gaan benoemen!
Slide 30 - Tekstslide
Zinsontleden
Slide 31 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Zinsontleden
Oktober 2023
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Zinsontleden
November 2018
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Zinsontleden
December 2023
- Les met
30 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden - uitleg en oefenen
September 2023
- Les met
36 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Zinsontleden - uitleg
Juni 2022
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden
November 2023
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Blok 3 les 1 - Zinsontleden
November 2023
- Les met
43 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Zinsontleden
April 2022
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2