Opdracht 2 gele boekje "Gillende peuters pieken op 75 decibel"

Nederlands 23 april 2020
- welkom;
- terugblik;
- opdracht 2 tekst & vragen;
- opdracht 3 (hoofdzaken herkennen) inleveren vr. 24-4;
- mentorraat.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 23 april 2020
- welkom;
- terugblik;
- opdracht 2 tekst & vragen;
- opdracht 3 (hoofdzaken herkennen) inleveren vr. 24-4;
- mentorraat.

Slide 1 - Tekstslide

Uit welke onderdelen bestaat het SE uit toetsweek 3?

Slide 2 - Open vraag

Je gaat tekst 2 lezen. Wat doe je als eerste?

Slide 3 - Woordweb

Welke stappen neem je tijdens het oriënterend lezen?

Slide 4 - Woordweb

Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid?
A
Met de aanleiding voor het schrijven van de tekst.
B
Met de mening van een deskundige.
C
Met een korte samenvatting van de tekst
D
Met een voorbeeld van het centrale probleem

Slide 5 - Quizvraag

Welk kopje past het beste boven alinea 2?
A
De bemiddeling tussen buren is niet eenvoudig
B
Burengeluid leidt vaak tot irritatie
C
Brurenruzies worden intensief onderzocht
D
De moderne samenleving veroorzaakt burenruzies

Slide 6 - Quizvraag

In alinea 2 zegt de heer Peper: "Het heeft grote psychische gevolgen." Citeer de zin uit alinea 3 waarin de heer Weltevreden een dergelijk psychisch gevolg noemt.

Slide 7 - Open vraag

Welke verband bestaat er tussen alinea 5 en 6?
A
Alinea 6 geeft een bewijs voor de inhoud van alinea 5
B
Alinea 6 geeft een voorbeeld bij de inhoud van alinea 6
C
Alinea 6 spreekt de inhoud van alinea 5 tegen
D
Alinea 6 versterkt de inhoud van alinea 5

Slide 8 - Quizvraag

Uit de hele tekst blijkt dat de behoefte aan kinderopvang stijgt. Welk oorzaak wordt daarvoor in in alinea 8 gegeven? Gebruik niet meer dan 10 woorden voor je antwoord.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het belangrijkste doel van de schrijvers met deze tekst?
A
De lezers tot handelen aanzetten
B
Gevoelens van de schrijvers tot uitdrukking brengen
C
De lezers informeren
D
De lezers overtuigen

Slide 10 - Quizvraag

Een schrijver kan in zijn tekst gebruik maken van:
1. feiten
2. de eigen mening
3. de mening van anderen
Waarvan maken de schrijvers vooral gebruik in alinea's 7 en 8?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3

Slide 11 - Quizvraag