Uit welke onderdelen bestaat het SE uit toetsweek 3?
Slide 2 - Open vraag
Je gaat tekst 2 lezen. Wat doe je als eerste?
Slide 3 - Woordweb
Welke stappen neem je tijdens het oriënterend lezen?
Slide 4 - Woordweb
Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid?
A
Met de aanleiding voor het schrijven van de tekst.
B
Met de mening van een deskundige.
C
Met een korte samenvatting van de tekst
D
Met een voorbeeld van het centrale probleem
Slide 5 - Quizvraag
Welk kopje past het beste boven alinea 2?
A
De bemiddeling tussen buren is niet eenvoudig
B
Burengeluid leidt vaak tot irritatie
C
Brurenruzies worden intensief onderzocht
D
De moderne samenleving veroorzaakt burenruzies
Slide 6 - Quizvraag
In alinea 2 zegt de heer Peper: "Het heeft grote psychische gevolgen." Citeer de zin uit alinea 3 waarin de heer Weltevreden een dergelijk psychisch gevolg noemt.
Slide 7 - Open vraag
Welke verband bestaat er tussen alinea 5 en 6?
A
Alinea 6 geeft een bewijs voor de inhoud van alinea 5
B
Alinea 6 geeft een voorbeeld bij de inhoud van alinea 6
C
Alinea 6 spreekt de inhoud van alinea 5 tegen
D
Alinea 6 versterkt de inhoud van alinea 5
Slide 8 - Quizvraag
Uit de hele tekst blijkt dat de behoefte aan kinderopvang stijgt. Welk oorzaak wordt daarvoor in in alinea 8 gegeven? Gebruik niet meer dan 10 woorden voor je antwoord.
Slide 9 - Open vraag
Wat is het belangrijkste doel van de schrijvers met deze tekst?
A
De lezers tot handelen aanzetten
B
Gevoelens van de schrijvers tot uitdrukking brengen
C
De lezers informeren
D
De lezers overtuigen
Slide 10 - Quizvraag
Een schrijver kan in zijn tekst gebruik maken van: 1. feiten 2. de eigen mening 3. de mening van anderen Waarvan maken de schrijvers vooral gebruik in alinea's 7 en 8?