Engels - Monday 3-4-23 - 3HV2

3HV2: welcome!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

3HV2: welcome!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Content lesson


Unit 4: Advertising
- speaking; compare your ads
- homework check/study phrases
- exercises 4.3 (D, E)











Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Talk for around two minutes

On the next slide your will see two ads made by you.

1. Describe both ads.
2. What information stands out, what doesn't?
3. What do you think of the designs? 
4. Compare both the text and the design of the two flyers.
5. Which flyer do you think is the most effective and why?





Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To do: 
1. 4.4 A, B, C, D
2. Finished? See studieplanner

timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
10:00
Study phrases 
Unit 4 - part 1!

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Past Perfect: Hoe gebruik je het?
a short recap made by AI

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Past Perfect?
De past perfect wordt gebruikt om aan te geven dat:
 een actie in het verleden voor een andere actie in het verleden heeft plaatsgevonden.

Slide 10 - Tekstslide

Leg kort uit wat de past perfect is en geef een voorbeeld.
Vorm van de Past Perfect
De past perfect wordt gevormd met:
 'had' + het voltooid deelwoord.

vb: I had brushed my teeth before I went to bed.

Slide 11 - Tekstslide

Laat de leerlingen zien hoe de past perfect gevormd wordt.
Link met de Past Simple
De past perfect wordt vaak gebruikt in combinatie met de past simple om aan te geven welke actie eerst plaatsvond.

Slide 12 - Tekstslide

Leg uit hoe de past perfect en de past simple samenwerken en geef een voorbeeld.
Herken de Past Perfect
Lees de zin en bepaal of de past perfect wordt gebruikt: 
'I had done my homework before I went to sleep.'

Slide 13 - Tekstslide

Laat de leerlingen oefenen met het herkennen van de past perfect.
Oefening
Vul de ontbrekende past perfect vorm in: 
'When we arrived, the movie _________ already _________ (start).'

Slide 14 - Tekstslide

Laat de leerlingen oefenen met het toepassen van de past perfect.
Samenvatting
De past perfect wordt gebruikt om aan te geven dat een actie in het verleden voor een andere actie in het verleden heeft plaatsgevonden. 

Het wordt gevormd met 'had' + het voltooid deelwoord en wordt vaak gebruikt in combinatie met de past simple.

Slide 15 - Tekstslide

Vat de les kort samen.
Schrijf 3 zinnen in de past perfect.
timer
5:00

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Wat zijn Adjectives?
Adjectives zijn woorden die dienen om zelfstandige naamwoorden te beschrijven of te kwantificeren. 

Ze vertellen ons hoeveel, welk soort, welke kleur of welke grootte iets heeft.

Slide 17 - Tekstslide

Leg de definitie van adjectives uit en geef voorbeelden.
Hoe herken je een Adjective?
Adjectives staan altijd voor een zelfstandig naamwoord. 
Ze kunnen ook tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig naamwoord staan. 

Bijvoorbeeld: The blue sky / The sky is blue.

Slide 18 - Tekstslide

Geef de leerlingen voorbeelden van zinnen met adjectives.
Wat zijn Adverbs?
Adverbs zijn woorden die dienen om werkwoorden, adjectives of andere adverbs te beschrijven of te kwantificeren. 

Ze vertellen ons hoe, waar, wanneer of in welke mate iets gebeurt.

Slide 19 - Tekstslide

Leg de definitie van adverbs uit en geef voorbeelden.
Hoe herken je een Adverb?
Adverbs kunnen voor of na een werkwoord staan. 
Ze kunnen ook tussen een hulpwerkwoord en een werkwoord staan. 

Bijvoorbeeld: He walks fast. / He runs really fast.

Slide 20 - Tekstslide

Geef de leerlingen voorbeelden van zinnen met adverbs.
Fill in the form correctly.
She looks terribly angry.
He works quite slowly.
I am a beautiful person.
He is a fast runner.
adverb
adverb
adjective
adverb
adjective

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies