5.1 - Industrie en samenleving

H5 - Burgers en stoommachines
19e eeuw
1800-1900
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 - Burgers en stoommachines
19e eeuw
1800-1900

Slide 1 - Tekstslide

Mindmap
Als het goed is heeft iedereen de mindmap af.

Hou deze bij je en gebruik hem voor het leren van de toets van aanstaande vrijdag!

Voor meer info over het leren voor de toets zie huiswerk SOM van morgen!

Slide 2 - Tekstslide

5.1 Industrie en samenleving
1. Je weet wat in de 19e eeuw veranderde in het leven van mensen

2. Je weet hoe en waardoor de productie toenam

3. Je weet wat er vanaf 1870 veranderde in de industrie

4. Je weet wat er veranderde in de samenleving


Onderwerp
De industriële revolutie en de opkomst van emancipatiebewegingen

Slide 3 - Tekstslide

1. Grote veranderingen
De periode vanaf 1800 wordt de moderne tijd genoemd -> leven verandert drastisch

Veranderingen
- Van landbouw naar fabrieken
- Handarbeid wordt vervangen door machines
- Reizen per trein of stoomschip ipv met paard of te voet
-  Verlichting op straat
- Nieuwe producten, zoals lucifers, blikvoedsel en telefoons


Slide 4 - Tekstslide

Liverpool in Engeland rond 1900

Slide 5 - Tekstslide

2. Meer productie
  • De industriële revolutie zorgt voor een toename van de productie en het start in GB
  • De belangrijkste uitvinding was de stoommachine, uitgevonden door Thomas Newcomen, en daardoor kon steenkool als energiebron gebruikt worden. James Watt ontwikkelde vanaf 1765 betere stoommachines
  • Het spinnenwiel wordt vervangen door spin- en weefmachines, aangedreven door stoommachines
  • Vanaf 1830 versnelde de industrialisatie door de stoomtrein en het stoomschip
  • GB wordt 'de werkplaats van de wereld' genoemd en vanuit hier wordt textiel, machines en andere industrieproducten naar de rest van de wereld geëxporteerd
  • Vanaf 1850 begint de Industriële Revolutie ook in andere landen, zoals NL en Japan. Vooral de bourgeoisie gingen ondernemen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

3. Verandering industrie
  • Vanaf 1870 gaan de veranderingen sneller
  • Kunstmest, aardolie, plastic, voedingsmiddel
  • Ontwikkeling van de gloeilamp, uitgevonden door Thomas Edison
  • Eerst waren er individuele uitvindingen en daarna, later komt dit bij bedrijven terecht



Slide 8 - Tekstslide

4. Industriële samenleving
  • Industriële samenleving: meer dan de helft van de bevolking in steden woonde en de meeste mensen werkten in de industrie- en dienstensector
  • Grote bevolkingsgroei en steden breiden uit door grote voedselproductie
  • Handelskapitalisme wordt industrieel kapitalisme
  • Relatie tussen werknemer en werkgever wordt onpersoonlijker en lonen werknemers zijn laag


Slide 9 - Tekstslide

Het bestuur van Nederland
  • Franse overheersers waren vertrokken, overal in Europa keren koningen, edelen en regenten terug en komen weer in de macht. Ook in Nederland, prins Willem Frederik, hij wordt koning Willem I.
  • Standsamenleving keerde niet terug. Veel landen hadden een constitunionele monarchie met een parlement en een grondwet. Ondanks dat hadden koningen nog veel macht. Ook in Nederland ging het zo.
  • In 1815 werd besloten om Nederland met België samen te voegen tot het 'Koninkrijk der Nederlanden'.  Het parlement bestond uit de Eerste en Tweede Kamer (samen Staten-Generaal).

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het nut van de Staten-Generaal?

Slide 11 - Tekstslide

Het bestuur van Nederland
  • Burgers hadden nog steeds weinig te vertellen
  • Nieuwe wetten moesten door het parlement (1e&2e kamer) worden goedgekeurd. 
  • Koning koos de leden van de Eerste Kamer. Edelen en regenten kozen leden van de Provinciale Staten (gingen over provinciaal bestuur), en zij kozen op hun beurt de leden van de Tweede Kamer. 

Slide 12 - Tekstslide

Het bestuur van Nederland
  • De koning was naast staatshoofd (hoogste gezag in de staat), ook regeringsleider. Hij leidde de regering bestaande uit hemzelf en de ministers 
  • Die ministers hoefden alleen aan de koning verantwoording af te leggen. De koning koos de ministers zelf. De koning besliste in zijn eentje over: het leger, de buitenlandse politiek en de kolonies. Ook gaf hij veel geld uit zonder het parlement daarover te informeren.

Slide 13 - Tekstslide

Liberale invloed
  • Willem I regeerde op autoritaire wijze. Dat vonden de Belgen maar niks. In 1830 kwamen zij in opstand en stichtte zij een onafhankelijke staat. 
  • Veel leiders van de Belgische opstand waren liberalen, zij streefden naar meer vrijheid. Het waren vaak ontwikkelde burgers (professoren, advocaten etc.).
  • Ze waren geïnspireerd door de verlichting.
  • Burgers moesten meer invloed in de politiek. Verstandige burgers moesten het parlement kiezen en de regering kunnen controleren.

Slide 14 - Tekstslide

Waarom waren liberalen veelal 'ontwikkelde' personen?

Slide 15 - Tekstslide

Liberale invloed
  • Ondertussen in Nederland werd Willem I in 1840 opgevolgd door zijn zoon Willem II. 
  • Het bleek dat Willem I jarenlang onopgemerkt veel geld had uitgegeven. Liberalen in het parlement eisten controle op de financiën. Willem II trok zich er weinig van aan, want de liberalen hadden in Nederland weinig aanhang.
  • In 1848 braken er in diverse Europese steden opstanden uit. Frankrijk was weer een republiek geworden. Willem II werd angstiger en veranderde zijn standpunt. 
  • De liberaal Thorbecke kreeg opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven. Deze ging in 1848 van kracht.

Slide 16 - Tekstslide

De grondwet van 1848
  • In de grondwet werden burgerlijke vrijheden als grondrechten vastgelegd, zoals godsdienstvrijheid, persvrijheid, vrijheid van vereniging en vergadering. 
  • Nederland kreeg een parlementair stelstel, waarin het parlement de hoogste macht had. 
  • Het parlement ging de regering controleren. Ministers moesten verantwoording afleggen aan het parlement.
  • Tweede Kamer werd gekozen door Nederlandse burgers. De Eerste Kamer door de Provinciale Staten. 
  • Koning bleef staatshoofd, maar geen regeringsleider. De koning werd wel onschendbaar: ministers waren verantwoordelijk voor alles wat hij in het openbaar deed en zei. 

Slide 17 - Tekstslide

Uitbreiding kiesrecht
  • Willem II overleed in 1849 en werd opgevolgd door Willem III. Hij wilde zijn macht vergroten maar kon niet op tegen Thorbecke en andere liberalen. Onder zijn bewind werd Nederland nog democratischer.
  • Ontwikkeling kiesrecht: eerst alleen mannen met ontwikkeling en bezit (11% bevolking) > toen in 1887 werden de regels soepeler (14% bevolking) > in 1896 (50%) > in 1917 alle mannen en in 1919 mochten ook vrouwen stemmen.
  • Nederland werd een parlementaire democratie

Slide 18 - Tekstslide

De sociale kwestie
De kern:
1. Industriële revolutie:
- welvaart, maar ook armoede
2. sociale kwestie:
- kinderarbeid
- gevaarlijk/ongezond werk in fabrieken
- arbeiders wonen in slechte omstandigheden

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Einde aan kinderarbeid
- kinderwetje van van Houten 1874
- leerplicht vanaf 1901
- loonsverhogingen volwassenen.

Slide 22 - Tekstslide

Maken
Par 5.2 m.u.v. opdr 4 en 8
Par 5.3 m.u.v. opdr 2,3 en 9

Slide 23 - Tekstslide