In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Aujourd'hui
L'Imparfait (Grammaire C)
Vocabulaire A
Slide 1 - Tekstslide
Wanneer gebruik je "l'imparfait"?
Slide 2 - Open vraag
Hoe maak je "l'imparfait"?
Neem de nous-vorm van de tegenwoordige tijd:
Nous trouvons
Haal onseraf om de stam "trouv-" over te houden
Voeg de uitgangen toe: ais, ais, ait, ions, iez, aient
Slide 3 - Tekstslide
Je
trouvais
passais
Tu
trouvais
passais
Il/Elle
trouvait
passait
Nous
trouvions
passions
Vous
trouviez
passiez
Ils/Elles
trouvaient
passaient
Slide 4 - Tekstslide
Attention! Onregelmatigheden:
- Werkwoorden die eindigen op -ger (manger, bouger) krijgen na de g een extra e voor een a, o of u. Bijvoorbeeld: tu mangeais
- Être (zijn) is onregelmatig:
J'étais
Nous étions
T'étais
Vous étiez
Il était
Ils étaient
Slide 5 - Tekstslide
Wanneer gebruik je l'imparfait?
Toestand / beschrijving: de imparfait beschrijft een situatie. Il y avait beaucoup de monde.
Herhaling / gewoonte: vaak staan er woorden als: parfois, souvent, chaque jour, toujours, … Il écoutait souvent de la musique.
Slide 6 - Tekstslide
Onderstaande zinnen zijn door elkaar gehusseld. Zet de woorden in de juiste volgorde. Noteer de hele zin. ont - avec - mes parents - n' - toi - passé - un bon week-end - pas non plus
Slide 7 - Open vraag
Onderstaande zinnen zijn door elkaar gehusseld. Zet de woorden in de juiste volgorde. Noteer de hele zin.
n' - enthousiastes - les spectateurs - pas - étaient - très
Slide 8 - Open vraag
Vind de werkwoorden in Imparfait. Schrijf in je antwoord: Het werkwoord in Imparfait, het hele werkwoord en de vertaling van elk werkwoord:
Avant, j’aimais beaucoup le sport. Je faisais de la natation presque tous les matins avant le collège. Mon frère Vincent détestait le sport.
Slide 9 - Open vraag
Vind de werkwoorden in Imparfait. Schrijf in je antwoord: Het werkwoord in Imparfait, het hele werkwoord en de vertaling van elk werkwoord: Lui, son passe-temps favori, c’était la musique. Il jouait avec trois copains tous les week-ends. Ils ont monté un groupe de rock: Hypersilence. Une fois, j’ai assisté à un concert. Il y avait vraiment une bonne ambiance.
Slide 10 - Open vraag
Vul in de juiste vorm van het werkwoord:
1 Avant, nous (partir) ___________chaque week-end à la campagne.
2 Mon frère et moi, nous (choisir) ___________à chaque fois des activités différentes.
3 Je (nager) ____________dans le lac tous les matins.
4 Mes copines du village me (montrer)_______________ la région.
5 On (manger) ______________des spécialités de la région.
6 Et vous, est-ce que vous (voyager)_____________ beaucoup autrefois?