Mavo les 13 CB 18, 31 en 4 fictie, SO

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Leg op tafel:
Leesboek
Kernboek 
Laptop 
Map + pen/potlood

In STILTE lezen





Slide 2 - Tekstslide

Agenda 

1. Boek lezen (al gedaan)
2. SO
3. Fictie en non-fictie
4. NUMO 



Slide 3 - Tekstslide

Succes!
SUCCES!

Slide 4 - Tekstslide

Begrijpend lezen 
Les 14             Tekstdoelen
Les 15             Tekstverbanden
Les 27             Functie van een alinea: je leert welke bedoeling een schrijver heeft met elke alinea

Spelling/grammatica
Les 13              Verschillende werkwoordsvormen 
Les 26              Samenstellingen
Les 39              Verschillende werkwoordsvormen

Schrijven
Les  38              Informatieve teksten
Les  76,77,78   Schrijfplan





   

stap 1b. Welke lesstof wordt deze periode behandeld?
Fictie
Les 4 Fictie 
Les 17 Personages
Les 18 Omgeving
Les 31 Realistisch en niet-realistisch

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel


Je leert weer wat een schrijver doet om personages tot leven te brengen en hoe een schrijver de omgeving inzet om een bepaalde sfeer in een tekst neer te zetten

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welk gevoel krijg je bij deze foto?

Slide 11 - Open vraag

De man rent de deur uit, zijn paraplu onder zijn arm. Nog voor hij zijn straat uitgelopen is, heeft hij al in drie plassen gestaan. De wind striemt in zijn gezicht. "Verdorie, had ik maar een regenjas aangetrokken," denkt hij. Hij houdt zijn paraplu stevig vast, maar toch waait deze binnenstebuiten. Die kan hij dus ook wel weg doen. Voor zijn neus rijdt de tram weg. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video




  • Verzonnen
  • Vooral voor je plezier

          /                       \               






  • Niet verzonnen
  • Vooral om iets te weten te komen 
  • Bijv. kranten, nieuws, studieboek, woordenboek, biografie etc. 
Fictie                Non-fictie
Realistisch
Niet-realistisch
Zou echt kunnen gebeuren
Zou niet echt kunnen gebeuren

Slide 15 - Tekstslide

Fictie.
Realistische fictie?
Realistische fictie slaat op verhalen die in het echte leven ook kunnen gebeuren. 
Zijn wel verzonnen. Maar hadden echt kunnen zijn. 
Het zijn verhalen.


Slide 16 - Tekstslide

Fictie.
Niet- realistische fictie?
niet-realistische fictie zijn verzonnen verhalen die in het echte leven niet kunnen gebeuren. Bijv. science-fiction, sprookjes, fantasie, fabels etc. 


Slide 17 - Tekstslide

Fictie & Non-fictie
Verzonnen verhalen
Niet-verzonnen teksten

Slide 18 - Tekstslide

Non-Fictie.
Niet verzonnen
Informatief
voorbeelden: biografie  schoolboek, nieuwsartikelen, documentaires etc. geschiedenisboek. 

Slide 19 - Tekstslide

Fictie = historische roman

Roman waarin een waargebeurde situatie uit het verleden tot een verhaal wordt gemaakt. Bijv. Geef me de ruimte van 
Thea Beckman 
Non-Fictie

Een informatief boek over Jeanne d'Arc en de geschiedenis van Frankrijk 

Voorbeeld

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf op of fictie of non-fictie? 
  1. Het jeugdjournaal
  2.  Je boek voor aardrijkskunde
  3. 'Het leven van een loser' 
  4. Biografie over Abdelhak Nouri (speler van Ajax) 
  5. 'Elke dag een druppel gif' = een roman, gebaseerd op ervaringen van kinderen uit NSB gezinnen. 

Slide 21 - Tekstslide

Fictie of non-fictie
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 22 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 23 - Quizvraag


Fictie of non-fictie: een biografie over Johan Cruijff?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 24 - Quizvraag

Fictie of non-fictie
A
fictie
B
non-fictie

Slide 25 - Quizvraag


Fictie of non-fictie: een biografie over Zlatan Ibrahimovic
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 26 - Quizvraag

Harry Potter: fictie/non-fictie
realistisch/onrealistisch?
A
fictie, realistisch
B
fictie, onrealistisch
C
non-fictie

Slide 27 - Quizvraag

Fictie/non-fictie
realistisch/onrealistisch: historische roman
A
fictie, realistisch
B
fictie, onrealistisch
C
non-fictie

Slide 28 - Quizvraag

Maken 

Hst 31 blz. 66/67 
vraag 1 t/m 5 

Slide 29 - Tekstslide

Antwoorden hst 31 
1 De kinderen hebben speciale ‘krachten’, zoals kunnen vliegen, bijen in je lichaam hebben en heel sterk zijn.
2 De grootvader laat een foto zien, omdat de dingen die hij beschrijft helemaal niet kunnen. De meeste mensen zouden hem niet geloven zonder bewijs. 
3 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Ja, Jacob en zijn grootvader lijken mij normale mensen. Op basis van dit fragment lijkt er niks ‘bijzonders’ aan hen te zijn. Ze doen niets wat een normaal persoon niet zou kunnen en hebben bijvoorbeeld geen onzichtbaar hoofd.
4 De schrijver probeert de omgeving en de gebeurtenissen in niet-realistische verhalen zo echt mogelijk te omschrijven, zodat het verhaal toch zo ‘echt’ mogelijk overkomt. De schrijver wil jou als lezer namelijk toch in het verhaal laten geloven. 
5 Als de verhalen van de grootvader waar zijn, dan is het niet-realistische fictie. Dan zouden er dingen in het verhaal gebeuren die in het echt niet kunnen. Maar als de grootvader de verhalen uit zijn duim gezogen heeft, dan zou het alsnog realistische
fictie kunnen zijn.

Slide 30 - Tekstslide

Antwoorden hst 31 
6 Dat Otto blind is, kun je herkennen aan de manier waarop hij gesnapt is bij het belletje trekken. Hij had niet door dat meneer Elmer achter hem stond, omdat hij de pijp van het schoolhoofd niet had geroken. Een ziend persoon zou eerst om zich heen kijken voor hij belletje zou trekken, maar Otto kan dat niet. 
7 Eigen antwoord. 
8 Eigen antwoord. Bijvoorbeeld: Otto komt niet sympathiek over, want hij maakt er een sport van om anderen te pesten.
9. Dit verhaal zou echt gebeurd kunnen zijn. Er bestaan instituten waar blinde en slechtziende
jongeren wonen en naar school staan, en Otto heeft te maken met alledaagse dingen, zoals
schoolhoofden, pesterijen en kattenkwaad.

Slide 31 - Tekstslide

Tot Einde les...
Nu tot einde van de les op Numo: 
spelling

Slide 32 - Tekstslide