In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.
Onderdelen in deze les
Vandaag 14 april
Slide 1 - Tekstslide
Hoe gaat het met je?
Slide 2 - Woordweb
Wat gaan we doen?
Herhalen week 5
Uitleg de was doen
Praktische thuisopdracht
afsluiten
Slide 3 - Tekstslide
Mark is verzorgende en gaat mevrouw Jansen uit de rolstoel in bed helpen. Wat is een goede zin die Mark kan zeggen tegen mevrouw Jansen?
A
Goedemorgen, kom je mee? Dan help ik je in bed.
B
Hallo mevrouw, als u zelf naar het bed rijdt, dan help ik u daar wel.
C
Goedemorgen mevrouw, ik kom u uit bed helpen. Ik rijd u eerst naar het bed. Vindt u dat goed?
D
Hee, rijdt u met de rolstoel naar het bed of moet ik nog ff helpen?
Slide 4 - Quizvraag
Wat hoort niet bij ergonomisch werken?
A
B
C
D
Slide 5 - Quizvraag
Welk woord past het beste bij het plaatje?
A
Robotica
B
E-health
C
Ergonomie
D
Domotica
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van ergonomie?
A
De lichten aandoen met een afstandsbediening
B
Tillen met rechte rug
C
Aangepast bestek
D
Alarmknop voor een oudere
Slide 7 - Quizvraag
timer
1:30
Wat weet je over de was sorteren?
Slide 8 - Woordweb
Is er in de volgende situaties sprake van mantelzorg of van vrijwilligerswerk?
Sleep de zin naar de juiste situatie.
Mantelzorg
vrijwilligerswerk
1. Meneer en mevrouw Driessen zorgen één dag in de week voor hun kleindochter die een verstandelijke beperking heeft.
2.Meneer Jacobs gaat iedere week een uurtje wandelen met een bewoner van het zorgcentrum bij hem in de buurt.
3. Mevrouw Bos is verpleegkundige. Zij verzorgt ieder jaar een week lang mensen met een beperking op een vakantieschip. Dit doet zij tijdens haar eigen vakantie, onbetaald.
4. Mevrouw Badul zorgt voor haar man die longkanker heeft.
Slide 9 - Sleepvraag
Slide 10 - Video
00:00
Slide 11 - Tekstslide
00:00
Zet de volgende handelingen in de goede volgorde. Stap 1: De was voorbereiden, onder andere zakken controleren. Stap 2: Temperatuur en wasprogramma kiezen. Stap 3: Wasmiddel kiezen. Stap 4: De was drogen. Stap 5: De was in de wasmachine doen. Stap 6: De was sorteren, bijvoorbeeld op kleur.
Slide 12 - Open vraag
00:00
Slide 13 - Tekstslide
Handwas
Wolwas
30 graden
Gewoon wassen
60 graden
Gewoon wassen 40 graden
Niet wassen
Slide 14 - Sleepvraag
Bij welke was behoort een rood T-shirt?
A
Bij de witte was.
B
Bij de donkerbontewas.
C
Bij de lichtbontewas.
D
Bij de rode was.
Slide 15 - Quizvraag
Bij welke was behoort een licht roze T-shirt?
A
Bij de witte was.
B
Bij de donkerbontewas.
C
Bij de lichtbontewas.
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Tekstslide
0
Slide 18 - Video
Wat betekend dit wassymbool?
A
Professioneel reinigen
B
Drogen
C
Strijken
D
Wassen op 30°C
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekend dit wassymbool?
A
Niet strijken
B
Niet wassen
C
Niet drogen
D
Professioneel reinigen
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekend dit wassymbool?
A
Bleken
B
Niet bleken
C
Enkel chloorvrij bleken
D
Professioneel reinigen
Slide 21 - Quizvraag
Wat betekend dit wassymbool?
A
Niet strijken
B
Strijken tot 120°C
C
Strijken tot 110°C
D
Strijken tot 80°C
Slide 22 - Quizvraag
Maak een foto van een kleding etiket
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Video
Zijde word gemaakt van door een rups
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 25 - Quizvraag
Wat is geen kunstmatig materiaal?
A
Acryl
B
Viscose
C
Polyester
D
Linnen
Slide 26 - Quizvraag
Op hoeveel graden word wasgoed hygiënisch schoon?
A
30°C
B
40°C
C
60°C
D
90°C
Slide 27 - Quizvraag
Welke textielvezel houdt warmte het beste vast?
A
Katoen
B
Zijde
C
Wol
D
Nylon
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Video
Op welke temperatuur wassen is het beste voor het milieu?
A
30°C
B
40°C
C
60°C
D
90°C
Slide 30 - Quizvraag
Op hoeveel graden moet je je beddengoed wassen?
A
30°C
B
40°C
C
60°C
D
90°C
Slide 31 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van platgoed?
A
Shirt
B
Theedoek
C
Trui
D
Dik deken
Slide 32 - Quizvraag
Hoeveel kilogram kan er in een normale wasmachine
A
3 á 4 kg
B
4 á 5 kg
C
5 á 6 kg
D
6 á 7 kg
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Video
In welk soort wasmiddelen zitten extra bleekmiddel en witmiddelen
A
Bont wasmiddelen
B
Fijn wasmiddelen
C
Wit wasmiddelen
D
Totaal wasmiddelen
Slide 35 - Quizvraag
Wanneer word de waswerking verminderd?
A
Bij teveel wasmiddel
B
Bij te weinig wasmiddel
Slide 36 - Quizvraag
Handdoeken en badlakens strijk ik:
A
Wel
B
Niet
Slide 37 - Quizvraag
Slide 38 - Tekstslide
Waarom is een zwaar beladen wasmachine niet goed?
A
Te veel was in de wasmachine zorgt ervoor dat de was gaat 'zweven'. Hierdoor wordt het wasgoed niet goed schoon.
B
Te veel was in de wasmachine zorgt ervoor dat de trommel niet goed in beweging kan komen. De was wordt als nog wel schoon.
C
Te veel was in de wasmachine zorgt ervoor dat de was niet schoon wordt. Er is te weinig beweging in de trommel, waardoor het wasmiddel zijn werking niet goed uit kan voeren.
D
Te veel was in de wasmachine zorgt ervoor dat de wasmachine beter zijn werking kan doen.
Slide 39 - Quizvraag
Slide 40 - Video
Slide 41 - Tekstslide
Lieke is de was aan het sorteren. Ze maakt een sorteerstapel met pastel kleurige kleding. Tijdens het sorteren let ze op de aandachtspunten en kijkt ze naar de etiketten. Welk wasmiddel moet Lieke gebruiken? Leg uit.
Slide 42 - Open vraag
Slide 43 - Tekstslide
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Tekstslide
Opdracht maak een wasvlog
Bekijk de was die thuis in de wasmand ligt. Maak van het sorteren van de was een filmpje of vlog:
Je gaat de was sorteren en laat zien welk wasmiddel je gebruikt om deze was te wassen en laat zien op welk programma je de was gaat wassen en laat zien hoe je de wasmachine werkt
Klaar: begin aan boekje week 5
Slide 46 - Tekstslide
Upload nu je WasVlog in teams
timer
1:00
Slide 47 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je vandaag hebt geleerd
Slide 48 - Open vraag
Welke textielvezel houdt warmte het beste vast?
A
Katoen
B
Zijde
C
Wol
D
Nylon
Slide 49 - Quizvraag
Op welke temperatuur wassen is het beste voor het milieu?