Romeinen en het Christendom

Romeinen en het Christendom
De verspreiding van het Christendom door het Romeinse Rijk en het einde van het Romeinse Rijk
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Romeinen en het Christendom
De verspreiding van het Christendom door het Romeinse Rijk en het einde van het Romeinse Rijk

Slide 1 - Tekstslide

Vorige keer...
Je weet dat in ons land Germanen leefden in de Romeinse tijd.
Je weet dat Romeinse burgers meer rechten hadden. De Romeinen probeerden meer eenheid in het rijk te krijgen door de inwoners te romaniseren.

Slide 2 - Tekstslide

Bataven
  • In Nederland woonde het Germaanse volk: de Bataven
  • kleine dorpen
  • landbouwsamenleving
  • eigen goden bijv. Freya, Donar
  • vereren van vuur, water, aarde en bomen
  • In Twente woonden de Tubanten

Slide 3 - Tekstslide

Romeins burgerrecht
De inwoners van de gebieden beneden de grote rivieren leefden in het Romeinse rijk. Zij hadden Romeins burgerrecht.
Romeins burgerrecht had veel voordelen:
  • Minder belasting.
  • Deelnemen aan bestuur.
  • Romeinse rechtspraak (eerlijk proces).
  • De inwoners moesten zich aanpassen aan de Romeinse cultuur: Romaniseren

Slide 4 - Tekstslide

Romaniseren
-Taal: Dezelfde taal (het Latijn) maakte de communicatie gemakkelijker
-   Wegen: door wegen aan te leggen werd handel gemakkelijker en kwamen de culturen meer met elkaar in aanraking.
   - Geld: Door 1 munt in te voeren (net als de Euro) was handel gemakkelijker en zag iedereen de beeltenis van de keizer.


Slide 5 - Tekstslide

Romaniseren
- Geloof: Door iedereen hetzelfde te laten geloven en het geloof ook aan te passen aan de lokale geloofsovertuigingen kwam er meer eenheid onder de bevolking van de overwonnen gebieden.
- Wetten: Iedereen moest zich aan dezelfde wetten houden zodat er duidelijkheid was
- Soldaten: Door soldaten na 25 jaar dienst met een stukje grond en geld te belonen werden overal villa’s gebouwd en kwamen de bewoners van die gebieden in aanraking met de Romeinse bouwkunst en Romeinse cultuur. Vaak nemen de bewoners gebruiken van de Romeinen over.

Slide 6 - Tekstslide

Verdraagzaamheid
De Romeinen hadden tientallen goden.
Dit maakt hen polytheïstisch.
Veroverde volken mochten hun eigen goden blijven aanbidden.
Er was dus godsdienstige verdraagzaamheid.
Ook de monotheïstische Joden werden dus geaccepteerd.
Poly = veel
Theos = god
Polytheïsme = godsdienst met veel goden
Het toestaan van andere ideeën en geloven
Als je de Romeinse goden en de keizer ook maar aanbidt

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je over het
Joodse geloof?

Slide 8 - Woordweb

Jodendom
In Judea woonden de joden
Joden geloven in één god en zijn monotheïstisch.
Zij weigerden de Romeinse goden en keizer te vereren.
Uiteindelijk kwamen de joden in opstand
Kaart
Mono = één
Theos = god
Monotheïsme = godsdienst met één god

Slide 9 - Tekstslide


Jezus van Nazareth

  • Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Palestina en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft. 
  • Hij vertelt dat in Gods ogen iedereen gelijk is en dat klinkt goed voor onderdrukte groepen, zoals vrouwen en slaven.
  • Jezus krijgt veel aanhangers. De Romeinen vinden hem daarom gevaarlijk. 
  • Ze nemen hem gevangen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.

Slide 10 - Tekstslide


Heeft Jezus echt bestaan?


  • Historici vermoeden van wel, hoewel er over het leven van Jezus geen (geschreven) bronnen zijn. 
  • Ook de Romeinen hebben niets opgeschreven over deze persoon. 
  • Alles wat wij van hem weten is tussen de 50 en 200 jaar later opgeschreven, bijvoorbeeld in de Bijbel (Nieuwe Testament).






Slide 11 - Tekstslide


Christenen

  • De volgelingen van Jezus noemen zichzelf christenen. 
  • Deze naam komt van Christus, dat 'gezalfde' betekent.  Jezus wordt door zijn volgelingen zo genoemd. 
  • Zij geloven in de woorden die Jezus (via zijn leerlingen) aan hen heeft gegeven: 'Iedereen is gelijk voor God en voor ieder goed mens is er een plek in de hemel'.

Slide 12 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk


Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof (gelijkheid in de hemel, de wonderen en de verhalen) zorgen ervoor dat veel mensen christen worden. Vooral vrouwen en slaven laten zich bekeren. Door de keizers Theodosius en Constantijn wordt het Christendom uiteindelijk zelfs de staatsgodsdienst in het Romeinse Rijk. 


Christenen gebruikten zelden het kruis als symbool. Ze gebruikte liever het Chi Rho-teken: de eerste twee letters van de naam Christus in het Grieks. De twee letters naast het teken zijn de alpha (α) en de omega (Ω): de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet. Hiermee gaven ze aan dat Jezus het begin en het einde was.

Slide 13 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk


Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof 
zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


De verspreiding van het Christendom in het Romeinse Rijk.
Verspreiding rond het jaar 75.
Verspreiding rond het jaar 200.
Verspreiding rond het jaar 300.
Verspreiding rond het jaar 400.

Slide 14 - Tekstslide

395 n.Chr. Opsplitsing van het Romeinse Rijk in oost en west

Slide 15 - Tekstslide

Het West-Romeinse Rijk
  •  Taal: Latijn
  •  Hoofdstad: Rome
  •  Vaak strijd om de macht in Rome.
  •  Einde van het rijk: 476 n.Chr.

Slide 16 - Tekstslide

Het Oost-Romeinse Rijk
  • aal: Grieks
  • Hoofdstad: Constantinopel (Nu: Istanbul)
  • Einde van het rijk:  1453 n.Chr. (Byzantijnse Rijk)

Slide 17 - Tekstslide

Het einde van het West-Romeinse Rijk

Slide 18 - Tekstslide

Oorzaken van de val van het Romeinse Rijk:
  • Volksverhuizingen: De Hunnen  kwamen uit Azië om plunder- en rooftochten te houden. De wreedheid van de Hunnen deed hele volken op de vlucht slaan.
  • Slechte keizers die zich vooral bezighouden met eigen ruzies (burgeroorlogen) en met feesten.
  • Het leger wordt slecht onderhouden en de Limes verzwakken
  • Door besmettelijke ziektes daalt het aantal inwoners en daardoor gaat de productie en de handel omlaag.

Slide 19 - Tekstslide

Het echte einde:
Vandalen --> plunderen op hun vlucht voor de Hunnen de stad Rome meerdere keren en weten niet wat ze vernielen aan kennis en cultuur.

in 476 n.Chr. wordt een niet-Romeinse generaal keizer. Hiermee vinden wij (geschiedenismensen) dat het einde van het Romeinse rijk is aangebroken.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

1. De Joden mochten hun eigen godsdienst houden
2. Joden vereerden de keizer
A
Beide goed
B
Beide fout
C
1= goed 2 = fout
D
1= fout 2 = goed

Slide 23 - Quizvraag

Welk begrip hoort niet bij Christenen?
A
Jezus Christus
B
Suikerfeest
C
Leven volgens Gods regels
D
Dopen

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noemden de Romeinen de Middellandse Zee?

Slide 25 - Open vraag

Zo noemden de Romeinen hun rijk
A
Romanum Aeterna
B
Roma Romanum
C
Imperium Romanum
D
Herman

Slide 26 - Quizvraag

1. Christenen hebben 10 leefregels (geboden)
2. Uiteindelijk werd het Christendom tot staatsgodsdienst uitgeroepen door de keizer
A
Beide goed
B
Beide fout
C
1= goed 2 = fout
D
1= fout 2 = goed

Slide 27 - Quizvraag

Uit welke bevolkingslaag kwamen de Senatoren?
A
De Plebejers
B
De Patriciërs
C
De Proletariërs
D
De Pekinezen

Slide 28 - Quizvraag

In welke bestuursvorm is een Senaat het machtigst?
A
Monarchie
B
Diplomatiek
C
Dictatuur
D
Republiek

Slide 29 - Quizvraag

De naam van het Germaanse volk dat in Nederland woonde
A
De Tukkers
B
De Vandalen
C
De Bataven
D
De Saksen

Slide 30 - Quizvraag

De naam van de grenzen van het Romeinse Rijk
A
Limes
B
Lidus
C
Lopis
D
TinkyDinky

Slide 31 - Quizvraag

De naam van de eerste Keizer van het Romeinse Rijk
A
Julius Caesar
B
Marcus Antonius
C
Nero
D
Augustus

Slide 32 - Quizvraag

De naam van de leider van Carthago
A
Hammurabi
B
Hannibal
C
Mohammed
D
Augustinus

Slide 33 - Quizvraag

Het geloven in 1 god
A
Polytheïsme
B
Monogamie
C
Polythileen
D
Monotheïsme

Slide 34 - Quizvraag

Het hoogste ambt van de Senaat
A
Consul
B
Senator
C
Patriciër
D
Gouveneur

Slide 35 - Quizvraag

De rivier die Julius Caesar overstak met zijn leger
A
Rijn
B
Tiber
C
Rubicon
D
Donau

Slide 36 - Quizvraag

Hier wil ik nog meer over weten voor de toets!

Slide 37 - Open vraag