H3 Taalverzorging, grammatica: onderwerp, 1D

Nederlands H3
Taalverzorging, grammatica: 
Je leert het onderwerp van een zin te vinden. 

In je boek: bladzijde 80.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands H3
Taalverzorging, grammatica: 
Je leert het onderwerp van een zin te vinden. 

In je boek: bladzijde 80.

Slide 1 - Tekstslide

Jan springt op de trampoline.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 2 - Open vraag

Jan springt op de trampoline.
Wie springt er?

Slide 3 - Open vraag

Het onderwerp van een zin
Jan springt op de trampoline. 
persoonsvorm: springt 
onderwerp: Jan. 

Het onderwerp hoort bij de persoonsvorm. 
Het onderwerp is vaak iets of iemand. 

Het onderwerp van een zin is niet hetzelfde als het onderwerp van een tekst, filmpje of boek.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp?
  1. Zoek de persoonsvorm = tijd veranderen of vraagzin maken. 
  2. Vraag: wie (of wat) + persoonsvorm? 
  3. Het antwoord op die vraag is het onderwerp. 

Hij is op zoek naar een leuk boek. 
  1. Persoonsvorm: is (hij was, is hij. ?) 
  2. Wie is (op zoek naar een leuk boek?): hij = onderwerp. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Mijn vader rent naar de bal.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Mijn vader rent naar de bal.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?
Jullie deden echt slecht mee met de les.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Jullie deden echt slecht mee met de les.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
De koekjes waren echt superlekker!

Slide 10 - Open vraag

Opdracht 1 zelfstandig maken
In je schrift! 

Bladzijde 80, opdracht 1. Vraag 1 t/m 6. Schrijf ook de vraag op!
Daarna kijken we dit samen na. 

Al eerder klaar? > verder met opdracht 2. 

timer
6:00

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 1
1 Esther verdeelt de pizza mozzarella in zeven stukken.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 1
1 Esther verdeelt de pizza mozzarella in zeven stukken.

wie + verdeelt ( de pizza mozzarella in zeven stukken)? 

Onderwerp = Esther

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 2
2 Tijdens de vakantie viel mijn smartphone in het zwembad. 

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 2
2 Tijdens de vakantie viel mijn smartphone in het zwembad. 

wat + viel (tijdens de vakantie in het zwembad)? 

Onderwerp = mijn smartphone

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 3
3 50.000 jaar geleden leefden in Nederland mammoeten. 

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 3
3 50.000 jaar geleden leefden in Nederland mammoeten. 

wat/ wie + leefden (50.000 jaar geleden in Nederland)? 

Onderwerp = mammoeten

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 4
4 Met z'n vieren hebben we de draaitafel voor de DJ verplaatst. 

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 4
4 Met z'n vieren hebben we de draaitafel voor de DJ verplaatst. 

wie + hebben (de draaitafel voor de DJ met z'n vieren verplaatst)?

Onderwerp = we

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 5
5 De zeespiegel stijgt de komende eeuwen een meter. 

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 5
5 De zeespiegel stijgt de komende eeuwen een meter. 

wat + stijgt (de komende eeuwen een meter)? 

Onderwerp = de zeespiegel

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 6
6 Gisteren versierde de feestcommissie het hele plein en het gebouw. 

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 1, vraag 6
6 Gisteren versierde de feestcommissie het hele plein en het gebouw. 

wie + versierde (het hele plein en het gebouw gisteren)? 

Onderwerp = de feestcommissie

Slide 23 - Tekstslide

Woordenschat check
Betalen voor
Te veel
Niet goed
Zonder naam
Helemaal
Doen alsof het niet bestaat
Uitgeven
Overdreven
Mis
Anoniem
Totaal
Negeren

Slide 24 - Sleepvraag

Zelfstandig verder. 
Als huiswerk voor volgende week: opdracht 2 t/m 5. 
In je schrift of online. 


Laatste 10 minuten bespreken we nog een aantal vragen. 


Slide 25 - Tekstslide

Noteer het onderwerp:
In de jaren 80 waren er veel hippies in de wereld.

Slide 26 - Open vraag

Noteer het onderwerp:
Soms ben ik ontzettend boos op mijn zus.

Slide 27 - Open vraag