In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Hoofdstuk 8 De Europese Unie en Europa
Hoofdvraag:Waarom bestaan er landen in Europa, terwijl er ook een Europese Unie is?
In deze les zitten filmpjes, dia's met uitleg en enkele quizvragen die aansluiten op de uitleg.
Veel succes!
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen 8.1
Deze staan op de volgende dia!
Daarna kan je antwoord geven op de volgende deelvraag:
Waarom is er een Europese Unie?
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Maar eerst herhalen!
Je gaat nu een aantal herhalingsvragen van 7.5 krijgen.
Ben je in staat om deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden?
Kracht zit in de herhaling!
Slide 4 - Tekstslide
Een ander woord voor multiculturele samenleving is:
A
Etnische diversiteit
B
Pluriforme samenleving
C
Sociale betrokkenheid
D
Sociale samenhang
Slide 5 - Quizvraag
Als groepen mensen in de samenleving gescheiden van elkaar leven noemen we dat.....
A
Segregatie
B
Binnenlandse migratie
C
Integratie
D
Migratie
Slide 6 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij de ontwikkeling die zichtbaar is in de afbeelding?
Slide 7 - Open vraag
Als de ontkerkelijking toeneemt, neemt de participatie van de burgers af.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
In een wijk in een grote stad wonen verschillende groepen mensen met verschillende identiteiten goed samen. Er zijn geen problemen. Mensen respecteren elkaar.
A
Tolerantie
B
Participatie
C
Segregatie
D
ontkerkelijking
Slide 9 - Quizvraag
Integratie of segregatie
A
Integratie
B
Segregatie
Slide 10 - Quizvraag
0
Slide 11 - Video
Uitleg 8.1
Voor deze paragraaf ga je een aantal (zeer) korte filmpjes kijken en dia's met uitleg bekijken.
Soms zie je een rood iccontje met een '?'. Hier kun je op klikken voor extra uitleg.
Noteer in je schrift per dia de kern van de theorie. Het is heel belangrijk dat je weet hoe de huidige EU tot stand is gekomen en hoe de EU bestuurt wordt (wat zijn de verschillende taken?). Heb hier extra aandacht voor.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Om te starten moesten de Europese vijanden Frankrijk en Duitsland bij elkaar worden gebracht.
Nederland, Belgie, Luxemburg, West - Duitsland, Italie en Frankrijk.
Dit is het startsein voor een steeds verder doorgevoerde Europese integratie.
Slide 14 - Tekstslide
1951 : Oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. (EGKS). Dit is het beginpunt van de Europese Unie zoals we die nu kennen.
Doel EGKS: met de samenwerkende landen de productie van kolen en staal (grondstoffen voor wapens) controleren om oorlog te voorkomen.
Slide 15 - Tekstslide
De volgende stap tot samenwerking was de oprichting in 1957 van de Europese Economische Gemeenschap. De landen van de EEG wilden met elkaar samenwerken op het gebied van handel en industrie. Dit vergrootte de markt en versterkte de concurrentie-positie met de V.S. en Japan.
Slide 16 - Tekstslide
In 1992 werd besloten tot de oprichting van de Europese Unie (EU). Landen spraken dit af door het Verdrag van Maastricht te tekenen in 1992.
Naast de uitbreiding van de samenwerking op het gebied van handel, gaan ze onder andere ook op het gebied van millieu samenwerken. Hiervoor moet je dus ook politiek samenwerken!
Slide 17 - Tekstslide
De Europese Unie.
Binnen de unie is er één markt. Burgers van de lidstaten (27 landen) kunnen binnen de EU vrij reizen (Verdrag van Schengen).
Ook kunnen burgers vrij wonen, studeren en werken in de lidstaten. Bedrijven uit lidstaten kunnen zich overal vestigen en hoeven geen invoerbelasting te betalen.
Een aantal landen wilde zelfs zo ver gaan om een gezamelijke munt in te voeren: de Euro.
Schengen
Verdrag van Schengen is een afspraak tussen een aantal Europese landen om het vrije verkeer van personen mogelijk te maken. Als je van Nederland naar België wil, hoef je aan de grens niet meer langs een paspoortcontrole. Dit geldt ook op het vliegveld.
Invoerbelasting
Als Duitsland iets wilde verkopen aan Nederland, moest Duitsland daarover belasting aan Nederland betalen: invoerbelasting of importheffing. Nu landen binnen de EU met elkaar samenwerken, zijn deze belastingen afgeschaft. Hierdoor wordt handelen gemakkelijker en goedkoper!
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Eurozone
De landen waarin de euro de het wettige betaalmiddel is. Hierdoor kun je makkelijker prijzen vergelijken en hoef je geen geld te wisselen.
Niet alle landen in de EU hebben de Euro.
Sinds 2015 bestaat de Eurozone uit 15 landen.
Slide 20 - Tekstslide
Europese Commissie
Dagelijks bestuur, soort regering. Europese Commisie maakt voorstellen voor wetten. De Europese commissie controleert ook of alle EU - landen die wetten invoeren.
Bestaat uit 28 commissarissen (vergelijkbaar met onze ministers). Uit elke lidstaat komt een Eurocommissaris. Voor Nederland is dit Frans Timmermans.
Elke Eurocommissaris is verantwoordelijk voor een beleidsterrein (een thema): defensie, klimaat, begroting etc.
Slide 21 - Tekstslide
Raad van de Europese Unie
Bestaat uit ministers van alle lidstaten.
De samenstelling van de Raad is afhankelijk van het onderwerp dat besproken wordt.
Is het thema onderwijs , komen de ministers van onderwijs uit alle EU-landen bijelkaar.
Zo behartigen de ministers het belang van het eigen land.
Bepalen het beleid van de Europese Commissie.
Slide 22 - Tekstslide
Europees Parlement
Het Europees Parlement bestaat uit 751 leden. Ze worden iedere vijf jaar door de burgers van de lidstaten gekozen. Hoe meer inwoners een lidstaat heeft, hoe meer zetels (stoelen) dat land heeft in het Europees Parlement.
Het Parlement beslist over de wetsvoorstellen van de Europese Commissie.
Slide 23 - Tekstslide
Voordelen EU voor NL
Vrede en stabiliteit in Europa.
Als Unie sta je sterker tegen andere landen dan als land alleen, kun je klimaatproblemen (grensoverschrijdend probleem) beter aanpakken.
Bedrijven kunnen gemakkelijker handel voeren (NL is handelsland).
Je kunt gemakkelijker reizen en studeren in andere landen.
EU heeft gezorgd voor meer welvaart.
Praktische voordelen: door met de Euro te betalen hoeven we geen geld meer te wisselen.
Slide 24 - Tekstslide
Nadelen EU voor NL
Nederland is deel zijn soevereiniteit kwijt.
Nederland is een nettobetaler aan de EU.
Doordat we met de Euro betalen kunnen we niet meer zelf beslissen wat we met de waarde van de munt doen.
Soevereiniteit
Een land is soeverein wanneer het bestuur (in Nederland de regering) van het land of een koninkrijk de wetten en regels bepalen binnen de grenzen van dat land of koninkrijk. Voorbeeld: Duitse wetten gelden niet in Nederland, wij hebben onze eigen wetten en de regering mag deze wetten 'zelf' bepalen.
Nederland moet zich houden aan Europese afspraken en is dus niet altijd de baas over de eigen wetten en regels: die moeten voldaan aan de regels en wetten van de EU.
Nettobetaler
Nederland moest in 2018 7,9 miljard Euro betalen aan de Europese Unie. Nederland kreeg 1,1 miljard Euro terug. Nederland betaald dus meer aan de EU dan dat het terugkrijgt (nettobetaler). Echter, Nederland verdient wel veel met de handel die door de EU makkelijker gaat. We verdienen dus veel geld terug!
Slide 25 - Tekstslide
https:
Slide 26 - Link
Check: kun je deze vragen over 8.1 nu beantwoorden?
Slide 27 - Tekstslide
Europese Commissie
Raad van de EU
Europees Parlement
Bestaat uit ministers van een bepaald onderwerp, beslist over voorstellen van de Commissie
Regering van Europa
Controleert of de Europese Commissie haar werk goed doet
Slide 28 - Sleepvraag
Alle Europese landen waarnaar je zonder paspoortcontrole kunt reizen
A
Mainport
B
Europese unie
C
Schengenlanden
D
Infrastructuur
Slide 29 - Quizvraag
In welk jaar werd de Europese Unie (EU) opgericht?
A
1956
B
1993
C
1995
D
2002
Slide 30 - Quizvraag
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Belasting die een land heft op goederen die worden geïmporteerd.
A
Subsidies
B
Vestigingsplaatsvoordelen
C
Ruilvoetverslechtering
D
Importheffing
Slide 31 - Quizvraag
welke Europese gemeenschap werd als eerst opgericht ?
A
EGKS
B
EEG
C
GLB
D
de EU
Slide 32 - Quizvraag
Wat was er in 1957.
A
EGKS
B
Verdrag van schengen
C
EEG
D
EU
Slide 33 - Quizvraag
Welk kenmerk van de EU hoort bij welk voordeel? Maak de juiste combinaties.
I. Europese samenwerking
II. Arbeids- en afzetmarkt van ongeveer 500 miljoen mensen.
III. Geen beperkende tarieven en bepalingen.
A. vrij verkeer van personen, goederen en diensten.
B. Vrede en stabiliteit.
C. Meer welvaart.
Slide 34 - Sleepvraag
De PVV wil dat Nederland uit de EU gaat. De PVV vindt dat Nederland niet meer soeverein is. Wat bedoelt de PVV hier mee?
Slide 35 - Open vraag
Een voordeel is dat het klimaatprobleem beter aangepakt kan worden. Leg dit uit.
Slide 36 - Open vraag
Wat is de Eurozone?
A
Alle EU-lidstaten die de euro niet gebruiken
B
Alle EU-lidstaten die die euro wel gebruiken
C
Alle landen die rond de EU liggen
Slide 37 - Quizvraag
Welk Europees orgaan kun je vergelijken met de Tweede Kamer?
A
Europese Commissie
B
Europees Parlement
C
Europese Raad van Ministers
D
Europese Raad
Slide 38 - Quizvraag
Welk Europese organen controleren de Europese Commissie?
A
Europese Commissie
B
Europees Parlement
C
Europese Raad van Ministers
D
Europese Raad
Slide 39 - Quizvraag
Waarom is de EGKS/EEG opgericht?
Slide 40 - Open vraag
Wat vond je van deze les ? Leg je antwoord kort uit!
Slide 41 - Open vraag
Leerdoelen 8.1 behaald?
Leerdoelen op de volgende dia!
Ben je in staat om antwoord te geven op de leerdoelen?
Heb je de quizvragen zonder problemen beantwoord?
Kun je de vragen via de methodesite zonder problemen beantwoorden?