Taal waar- waneerdeel di. 22-11 groep 4

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Het waardeel
- Stel jezelf de vraag: waar doet iemand 
iets?

- Geeft een plek aan.

Slide 2 - Tekstslide

Maak de zin af met een waardeel.
Elke dinsdag spelen wij............................................... .

Slide 3 - Tekstslide

Maak de zin af met een waardeel.
De waterkoker staat............................................... .

Slide 4 - Tekstslide

Het wanneerdeel
Stel jezelf de vraag: Wanneer doet iemand iets?

- Geeft een tijd aan.

Slide 5 - Tekstslide

Maak de zin af met een wanneerdeel.
Lotte speelt ............................. op haar piano.

Slide 6 - Tekstslide

Maak de zin af met een wanneerdeel.
................................ voert mijn opa de kippen en kuikens. 

Slide 7 - Tekstslide

Esma doet nagellak op haar nagels.
- Wat is het waardeel?

Slide 8 - Tekstslide

Ik doe iedere dag sporten.
- Wat is het wanneerdeel?

Slide 9 - Tekstslide

Breidt de zin uit met een waar- en wanneerdeel.
Wij winkelen

Slide 10 - Tekstslide

Waardeel
Wanneerdeel
Om acht uur zit mijn vader in de stoel voor de televisie. 

Slide 11 - Tekstslide

Waardeel
Wanneerdeel
Loes komt over een kwartier. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag:
- Maken opdracht 2 + 3g tm 3n. 
- Het plusje

Les 15 thema 3, week 3.

Slide 15 - Tekstslide