Quiz Nederlands h1 h2

Nederlands!
Quiz!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands!
Quiz!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Vraag 1: Wat voor een soort tekst is dit?

A
gedicht
B
gebruiksaanwijzing
C
krantenartikel
D
voorleesboek

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 2: Een uitdrukking

Zo gezond als een ...
A
vis
B
hond
C
kip
D
pauw

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 3: spelling

Welk woord is GOED geschreven?
A
interresant
B
portomonnee
C
encyclopedie
D
onmiddelijk

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 4: woordenschat
Hoe noem je een ander woord met (bijna) dezelfde betekenis?

A
gezegde
B
synoniem
C
alinea
D
afbeelding

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 5: lezen
Uit welke boekenserie komt deze illustratie?
A
Hugo
B
Het leven van een loser
C
Niek de Groot
D
Dagboek van een muts

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 6: uitdrukking Wat betekent:
Je ziet er
bedrukt uit?
A
dat je er verdrietig uitziet
B
dat je er moe uitziet
C
dat het lijkt of je onder het kopieerapparaat lag
D
dat je er goed uitziet

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 7: grammatica
In welke zin staan precies drie werkwoorden?
A
De vliegen vliegen achter vliegen aan.
B
De reiziger zal met de trein gaan reizen.
C
In de mediatheek staan veel computers.
D
Misschien moeten wij verhuizen.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 8: gesprekken
Hoe noem je
wat iemand ergens van vindt?
A
interview
B
doorvragen
C
feit
D
mening

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 10 .Zet de zin in de verleden tijd:
"Ik haast me naar het werk."

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 11: Zet de zin in de verleden tijd:
Zij gaat naar Rotterdam.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 12: een uitdrukking
Hoge bomen vangen veel .....
A
regen
B
vogels
C
water
D
wind

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 13: spelling
Welk woord is GOED geschreven?
A
aggresief
B
agressief
C
agresief
D
aggressief

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 14: grammatica
Hoe noem je het woord in hoofdletters?
Vind jij NEDERLANDS leuk?
A
lidwoord
B
heel werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 15: woordenschat
Wat is een ander woord voor "realistisch"?
A
vreemd
B
echt
C
sterk
D
anders

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 16: lezen
Wat is geen tekstdoel?
A
overhalen
B
informeren
C
amuseren
D
reageren

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 17: grammatica
Wat is geen werkwoord?
A
ben
B
haar
C
geweest
D
loop

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 18: spelling
Welk voltooid deelwoord is goed geschreven?
Ik heb de wijzigingen ......
A
verwerkt
B
verwerkd
C
gewerkt
D
verwerkdt

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 19: woordenschat
Wat is een ander woord voor "kosteloos"?
A
eenvoudig
B
gratis
C
snel
D
zonder

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 20: grammatica
Wat is dit voor een soort woord?
DE auto rijdt snel.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
geen van deze antwoorden

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk dier vind je in de volgende zin?
De nieuwe woonplaats bleek Hoorn te zijn.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

welk dier vind je in de volgende zin?
Is in Europa uw hoofdkantoor gevestigd?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

welk dier vind je in de volgende zin?
In de speeltuin gaan de kinderen graag op de schommel.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

35 sec
Het woord dat in de rebus stond was:
A
vliegenmeppers
B
vliegreizen
C
vliegtuigstoel
D
vliegtuigstoelen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En de winnaar is:.................!

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies