3.5 dihybride kruisingen en gekoppelde overerving

3.5 Gekoppelde overerving
Voorkennisvraag:
Bij beren wordt vachttype bepaald door twee mogelijke allelen. Een vacht van gekruld haar (A) is dominant over het allel voor stijl haar (a). Twee heterozygote beren met gekruld haar kruisen. 
1. Wat is de kans op een beertje met een stijle vacht?
Bij beren wordt vachtkleur ook bepaald door twee mogelijke allelen. Daarbij is Bruin (B) dominant over zwart (b). De beren van de vorige kruising zijn ook heterozygoot voor deze eigenschap. 
2. Wat is de kans op een beertje met zowel een stijle en een zwart vacht?
3. Wat zijn de mogelijke combinatie fenotypen van de F1 als je let op beide eigenschappen?
timer
6:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.5 Gekoppelde overerving
Voorkennisvraag:
Bij beren wordt vachttype bepaald door twee mogelijke allelen. Een vacht van gekruld haar (A) is dominant over het allel voor stijl haar (a). Twee heterozygote beren met gekruld haar kruisen. 
1. Wat is de kans op een beertje met een stijle vacht?
Bij beren wordt vachtkleur ook bepaald door twee mogelijke allelen. Daarbij is Bruin (B) dominant over zwart (b). De beren van de vorige kruising zijn ook heterozygoot voor deze eigenschap. 
2. Wat is de kans op een beertje met zowel een stijle en een zwart vacht?
3. Wat zijn de mogelijke combinatie fenotypen van de F1 als je let op beide eigenschappen?
timer
6:00

Slide 1 - Tekstslide

Dihybride kruisingen
Bij dihybride kruisingen kijken we naar 2! genen (Niet allelen) tegelijk in een kruising

Slide 2 - Tekstslide

dihybride kruisingen 
Wat je net hebt gedaan kun je ook doen met 1 kruising in plaats van 2 losse. 
Als voorbeeld:
In deze kruising kijken we naar de genen voor vachttype en vachtkleur van beren. Vachttype kent 2 allelen, gekruld (A) en stijl (a). Vachtkleur kent ook 2 allelen, Bruin (B) en zwart (b). 2 heterozygote beren voor beide genen kruisen met elkaar. 
De genotypen van de ouders zijn dus als volgt: 
AaBb x AaBb

Slide 3 - Tekstslide

Welke geslachtscellen kunnen de ouders maken?
 P                                                     AaBb x AaBb
Geslachtcellen AB, Ab, aB en ab  x  AB, Ab, aB en ab
AB
Ab
aB
ab
AB
AABB
AABb
AaBB
AaBb
Ab
AABb
AAbb
AaBb
Aabb
aB
AaBB
AaBb
aaBB
aaBb
ab
AaBb
Aabb
aaBb
aabb
F1

Slide 4 - Tekstslide

Welke fenotype verhouding zien we in deze kruising?
  • Hoeveel zwarte beren met gekrulde vacht
  • Hoeveel zwarte beren met stijle vacht?
  • Hoeveel bruine beren met gekrulde vacht
  • Hoeveel bruine beren met stijle vacht?


AB
Ab
aB
ab
AB
AABB
AABb
AaBB
AaBb
Ab
AABb
AAbb
AaBb
Aabb
aB
AaBB
AaBb
aaBB
aaBb
ab
AaBb
Aabb
aaBb
aabb

Slide 5 - Tekstslide

Het genotype van een individu is EeFfGGHh.

Hoeveel verschillende geslachtscellen kan dit individu maken?
A
2
B
4
C
8
D
16

Slide 6 - Quizvraag

Een plant heeft het genotype QqRr. De betrokken genen zijn niet gekoppeld.

Hoe groot is de kans dat een stuifmeelkorrel van deze plant tegelijkertijd het allel q en het allel R bevat?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 7 - Quizvraag

Bij bananenvliegjes is het allel Q dominant over het allel q. Het allel R is dominant over het allel r. De genen zijn niet gekoppeld.

Bij welke van onderstaande kruisingen kunnen individuen ontstaan die homozygoot zijn voor beide recessieve allelen?
A
Qqrr x QQrr
B
QqRr x qqRR
C
qqRR x QQrr
D
QqRr x qqRr

Slide 8 - Quizvraag

Gekoppelde overerving
Onderzoekers vinden soms andere fenotypenverhoudingen in de nakomelingen dan dat ze zouden verwachten bij een normale dihybride kruising. Dit kan erop wijzen dat beide genen op hetzelfde chromosoom liggen, waardoor ze gekoppeld worden overgeërfd. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Een gekoppelde kruising
Voorbeeld: 
Uit onderzoek met de beren bleek de fenotype verhouding niet 9:3:3:1 te zijn zoals de onderzoekers verwacht hadden. Daarom denken ze dat de genen gekoppeld zijn. 
De genotypes van de ouders zijn: 
AB  x   AB
ab        ab
=
=

Slide 11 - Tekstslide

Bij runderen is het gen voor een ruwe tong dominant over dat voor gladde tong. Een bepaalde koe is heterozygoot voor die eigenschap. Deze koe krijgt een kalf van een stier die ook heterozygoot is voor deze eigenschap. Hoe groot is de kans dat dit kalf eveneens heterozygoot is voor deze eigenschap?
A
25
B
50
C
75
D
100

Slide 12 - Quizvraag

Een kweker voert een kruising uit tussen een tomatenplant met ingesneden bladeren en een tomatenplant met gave bladeren. Het gen voor ingesneden bladrand is dominant over het gen voor een gave bladrand. Beide individuen zijn homozygoot.
Welke bladranden worden verwacht bij individuen van de F1-generatie? En welke bij de F2-generatie?
A
F1 en F2 alleen ingesneden bladranden
B
F1 alleen ingesneden F2 beide vormen
C
F1 beide vormen, F2 alleen ingesneden
D
F1 en F2 zowel ingesneden als gave bladranden

Slide 13 - Quizvraag

De vachtkleur bij dalmatiers erft co-dominant over. Voor vachtkleur zijn 2 allelen: zwart (Z) en wit (W). Een homozygoot wit vrouwtje krijgt puppies met een homozygoot zwart mannetje. Welk genotype hebben de puppies en hoe zien ze eruit?

Slide 14 - Open vraag

De overerving van witte ogen is recessief en x-chromosomaal bij fruitvliegjes. Hoe groot is de kans op een wit ogige nakomeling bij de volgende kruising:
Wit ogig vrouwtje x roodogig mannetje.

Slide 15 - Open vraag