4B 1 Werken voor de winst

1.1 Verkoopprijzen en brutowinst
Deze les leer je de volgende begrippen:
- Afzet, BTW, winkelprijs/consumentenprijs,
omzet en brutowinst
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

1.1 Verkoopprijzen en brutowinst
Deze les leer je de volgende begrippen:
- Afzet, BTW, winkelprijs/consumentenprijs,
omzet en brutowinst

Slide 1 - Tekstslide

Afzet = het aantal producten dat verkocht wordt

BTW = belasting toegevoegde waarde. Belasting wat je moet betalen bij aankoop van goederen of diensten

Winkelprijs/consumentenprijs = De prijs die de klant in de winkel moet betalen (inclusief BTW).

Omzet = de verkoopopbrengst (afzet x verkoopprijs).

Brutowinst = omzet - inkoopkosten.

Slide 2 - Tekstslide

Berekening BTW

Verkoopprijs excl BTW : 100 X % = BTW.
               75                        : 100 X 21 = € 15,75


Hoe bereken je dan de verkoopprijs incl btw?

Verkoopprijs excl BTW + de BTW = verkoopprijs incl BTW
               75                        +   15,75     = € 90,75

Slide 3 - Tekstslide

Berekening omzet

Afzet X verkoopprijs = omzet
   3     X          75           =    225,-



Berekening brutowinst

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
 3025   -         1625             = € 1400,-
             

Slide 4 - Tekstslide

Eindvragen
Leg de volgende begrippen uit in je eigen woorden of met de berekening!

- Afzet
- BTW
- Omzet
- Brutowinst

Slide 5 - Tekstslide

1.2 Bedrijfskosten en nettowinst
Deze les leer je de volgende begrippen:
- Bedrijfskosten, huisvestingskosten, loonkosten, kostprijs, nettowinst en nettoverlies.

Slide 6 - Tekstslide

De begrippen

- Bedrijfskosten: Alle kosten dat een bedrijf maakt (behalve inkoopkosten). Inkoopkosten vallen niet onder bedrijfskosten.

- Kostprijs: De inkoopprijs en de bedrijfskosten per product samen

- Huisvestingskosten: Het gebouw

- Loonkosten: De kosten van het personeel

- Nettowinst: Het bedrag wat je overhoudt na alle kosten te hebben betaald.

- Nettoverlies: Als de kosten hoger zijn dan de inkomsten heb je verlies.

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijke berekening
Omzet                                         € 5000
Inkoopwaarde -                      € 1500 -
Brutowinst                                € 3500
Bedrijfskosten -                      € 1000 -
Nettowinst                            € 2500

Slide 8 - Tekstslide

Eindvragen
Leg de volgende begrippen uit in je eigen woorden:
- Bedrijfskosten
- huisvestingskosten
- loonkosten
- kostprijs
- nettowinst/nettoverlies.

Slide 9 - Tekstslide

1.3 De winkelprijs
Deze les leer je de volgende berekeningen:
- de bedrijfskosten per product
- de brutowinstopslag
- winkelprijs

Slide 10 - Tekstslide

Berekening opdracht 15

Bedrijfskosten per product =
inkoopprijs : 100 X bedrijfskosten in % van de
inkoopprijs

43 : 100 X 40 = € 17,20

Slide 11 - Tekstslide

Berekening opdracht 24

De brutowinstopslag kun je uitrekenen door een
% van de inkoopprijs te nemen.
Formule:
inkoopprijs : 100 × brutowinst in % inkoopprijs

40 : 100 X 76 = € 30,40

Slide 12 - Tekstslide

Berekening opdracht 27

inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs excl BTW.

40 + 16 = € 56

Winkelprijs is de prijs inclusief BTW. In dit geval incl 21%

56 : 100 X 21 = 11,76 + 56 = € 67,76

Slide 13 - Tekstslide

1.4 Meer nettowinst
Deze les leer je:
- Manieren om je nettowinst te laten stijgen
- Belangrijke berekening

Slide 14 - Tekstslide

De nettowinst kan stijgen door:

• een hogere verkoopprijs (als de klanten niet weglopen);

• een lagere verkoopprijs (als er genoeg klanten bijkomen);

• lagere inkoopprijzen;

• lagere bedrijfskosten;

• succesvolle reclame.

Slide 15 - Tekstslide

Belangrijke berekening
Omzet                                         € 10.000
Inkoopwaarde -                      €   6.000 -
Brutowinst                                €   4.000
Bedrijfskosten -                     €    1000 -
Nettowinst                               €   3000

Slide 16 - Tekstslide

Eindvraag
Wat zijn manieren om je nettowinst te laten stijgen?

Slide 17 - Tekstslide

1.5 Winst of milieu
Deze les leer je:
- Het verschil tussen maatschappelijke kosten en maatschappelijke baten.

Slide 18 - Tekstslide

Maatschappelijke kosten
Nadelen voor de samenleving.


Slide 19 - Tekstslide

Maatschappelijke baten
Voordelen voor de samenleving.


Slide 20 - Tekstslide

Eindvraag

- Wat is het verschil tussen maatschappelijke kosten en maatschappelijke baten?

Slide 21 - Tekstslide