In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Waarmee kun je de kleurenreeks waaruit het licht van de zon bestaat laten zien?
A
Een lens
B
Een loep
C
Een prisma
D
Een driehoek
Slide 1 - Quizvraag
In de afbeelding hiernaast zie een aantal reeksen van kleuren van licht. Hoe noem zo'n reeks van kleuren?
A
een regenboog
B
een spectrum
C
een kleurenboog
D
wit licht
Slide 2 - Quizvraag
Het spectrum van zonlicht bestaat uit alle kleuren van de regenboog. Zet de kleuren ervan in de juiste volgorde.
Het spectrum :
Bruin
Groen
Geel
Violet
Blauw
Oranje
Rood
Wit
Zwart
Slide 3 - Sleepvraag
Je onderzoekt welke kleuren licht een lamp geeft. Welk apparaat gebruik je daarvoor?
Slide 4 - Open vraag
Waarom ziet het licht van een halogeenlamp en een tl-buis er niet hetzelfde uit?
A
Omdat ze niet evenveel licht uitstralen.
B
Omdat ze niet dezelfde kleuren uitstralen.
C
Omdat ze niet evenveel licht van elke kleuren uitstralen.
D
Omdat de van andere materialen gemaakt zijn.
Slide 5 - Quizvraag
Het licht van een natriumlamp is ......
A
een gele kleur.
B
een mengkleur.
C
een witte kleur.
D
een zuivere kleur.
Slide 6 - Quizvraag
Voorwerpen kaatsen alleen ……..1………… van hun eigen kleur terug.
Een groen blad kaatst de …..2…………. kleur terug.’
Je ziet dat het blad …..3………. is
Het blad neemt alle andere …….4…………… op.
Dat heet ..…5………………..
In de onderstaande tekst ontbreken woorden.
Vul die in door het juiste woord naar de juiste plek te slepen.
groen
absorberen
kleuren
groene
licht (stralen)
rood
weerkaatsen
rode
vormen
verkeerde
Slide 7 - Sleepvraag
Je ziet hier een sinaasappel, een banaan, een kiwi en een aardbei.
Welke kleur licht wordt weerkaatst door elke vrucht?
Violet
Blauw
Groen
Geel
Oranje
Rood
Slide 8 - Sleepvraag
Welke kleur heeft een paarse auto als je die bekijkt in wit zonlicht ?
Slide 9 - Open vraag
In een kamer hangt een lamp die rood licht geeft. Welke kleur heeft een blauwe vaas in die kamer?
Slide 10 - Open vraag
Welke kleur heeft een rode tennisbal als je deze bekijkt in rood licht ?
Slide 11 - Open vraag
Zwarte voorwerpen
A
weerkaatsen nauwelijks licht.
B
weerkaatsen bijna al het licht.
Slide 12 - Quizvraag
Zwarte voorwerpen
A
absorberen geen licht
B
absorberen alle licht.
Slide 13 - Quizvraag
Voorwerpen die in de zon liggen worden ....……..1…………..................... .
Omdat ze licht ..........…..2…………....... .
Witte voorwerpen worden .......…..3………......... dan zwarte voorwerpen.
In de onderstaande tekst ontbreken woorden.
Vul die in door het juiste woord naar de juiste plek te slepen.
minder warm
absorberen
warmer
weerkaatsen
even warm
niet warmer of kouder
kouder
Slide 14 - Sleepvraag
Het beeldscherm van een televisie is uit pixels opgebouwd. Deze pixels bestaan uit een rood, geel en blauw beeldpunt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Jan draagt een witte broek. Frans draagt een blauwe broek. Hoe ziet de broek van Jan en Frans eruit onder een natriumlamp?
A
Broek Jan: Wit
Broek Frans: Blauw
B
Broek Jan: Wit
Broek Frans: Zwart
C
Broek Jan: Geel
Broek Frans: zwart
D
Broek Jan: Geel
Broek Frans: Blauw
Slide 16 - Quizvraag
Infrarode straling wordt ook wel .... straling genoemd. Wat moet er op de ... staan? Let op! Schrijf allen dat op.
Slide 17 - Open vraag
Dichtbij een kampvuur krijgt je het warm. Daarvoor zorgt de .................. straling. Let op! vul alleen het ontbrekende woord in.
Slide 18 - Open vraag
Welk soort "licht" is warmtestraling?
A
ultraviolet licht
B
infrarood licht
C
infrarood en ultraviolet licht
D
wit licht
Slide 19 - Quizvraag
Met een nachtkijker kun je in het donker zien. Van welk straling gebruikt deze kijker daarvoor?
A
ultraviolette straling
B
infrarode straling
Slide 20 - Quizvraag
In de linkerkolom staan een aantal apparaten.
Welke soort licht of straling zenden zie uit?
Sleep elk apparaat naar het licht of de straling die erbij hoort.
Ultraviolette straling
Wit licht
Infrarode straling
warmtelamp
radiator
spaarlamp
zonnebank
tl-buis
natriumlamp
Slide 21 - Sleepvraag
De zon straalt UV-straling uit. Waar staat de afkorting UV voor? Let op! Schrijf alleen op waarvoor UV staat.
Slide 22 - Open vraag
Je ligt op het strand. Waar wordt je bruin van?
A
alleen ultraviolet licht
B
alleen infrarood licht
C
zowel infrarood als ultraviolet licht
D
van alle kleuren
Slide 23 - Quizvraag
Wat maakt je huid extra als er UV-straling op komt?
A
extra cellen
B
extra haren
C
extra kleurstof
D
extra zweet
Slide 24 - Quizvraag
Teveel UV-straling vergoot de kans op ........... Wat moet er op de .... staan? Schrijf dat op! Let op! Het antwoord is één woord.
Slide 25 - Open vraag
Op welke manier beschermd zonnebrandcrème je huid tegen ultraviolette straling?
A
Het weerkaatst de ultraviolette straling
B
Het absorbeert de ultraviolette straling
Slide 26 - Quizvraag
De atmosfeer houdt de meest schadelijke UV-straling tegen. Een bepaalde luchtlaag in de atmosfeer zorgt daarvoor. Hoe heet deze luchtlaag? Let op! Het antwoord is één woord.
Slide 27 - Open vraag
Door luchtvervuiling met cfk’s zijn er hoog in de atmosfeer gaten ontstaan. Welke straling komt daardoor meer op de aarde terecht?
A
infrarode straling
B
ultraviolette straling
Slide 28 - Quizvraag
Hieronder worden een aantal apparaten genoemd. In welke ervan wordt UV-straling gebruikt?
A
Nachtkijkers
B
Afstandsbediening van TV
C
Zonnebank
D
Warmtelampen
Slide 29 - Quizvraag
Met wat voor stof kunt UV-straling aantonen?
A
fluorescerende
B
zwarte metalen
C
wit plastic
D
wit papier
Slide 30 - Quizvraag
De familie Kippenvel maakt een thermogram van hun huis. Welk straling kunnen zij daarop zien? Let op! schrijf de volledige naam daarvan op en dus niet de afkorting ervan.