2BKT Persoonsvorm tt en vt

10 min. Lezen leesboek
Presentatie Krantenkop + foto
Werkwoordspelling
Werken aan huiswerk
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

10 min. Lezen leesboek
Presentatie Krantenkop + foto
Werkwoordspelling
Werken aan huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

persoonsvorm o.t.t en o.v.t
enkelvoud en meervoud

Slide 2 - Tekstslide

De stappen
1. Is het een pv? 

- pv in de tt = stam of stam + t (vervang het ww door lopen, 
hoor je dan een t, dan schrijf je ook een t)

- pv in de vt = gebruik 't ex kofschip = hele werkwoord (-en). Laatste letter in 't ex kofschip? ja = t, nee = d          

Slide 3 - Tekstslide

De stappen 
2. Is het geen pv?

Dan is het een:
- vd = voltooid deelwoord
- infinitief (hele werkwoord)
- bijv. naamwoord 
- od = onvoltooid deelwoord

Slide 4 - Tekstslide

Onthouden
  • OTT = Nu
  • OVT = Verleden  (zwak / sterk werkwoord)
  • Zwakke werkwoorden:
  • 't ex fokschaap/'t x kofschip (WEL = +T, NIET = +D)
  • Onderwerp  Enkelvoud ?         + te / +de
  • Onderwerp  Meervoud?           +teN/deN

Slide 5 - Tekstslide

Doel
Je leert de persoonsvorm in de tegenwoordige en verleden tijd goed spellen.

Je leert de persoonsvorm en het onderwerp te vinden in een zin.

Slide 6 - Tekstslide

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 7 - Quizvraag

tt:
Hans kleedt zich aan.
PV?
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 8 - Quizvraag

tt:
Mijn tas (staan) ..... op de grond.
A
sta
B
stat
C
staat
D
staadt

Slide 9 - Quizvraag

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 10 - Quizvraag

tt:
Mijn ouders (hebben) ... een vakantie geboekt.
A
heb
B
zijn
C
hadden
D
hebben

Slide 11 - Quizvraag

Mijn ouders hebben een vakantie geboekt.
PV? OW?
A
heb/ een vakantie
B
zijn/ een vakantie
C
hadden/ mijn ouders
D
hebben/mijn ouders

Slide 12 - Quizvraag

tt:
Mijn nichtje (vinden) ... lezen super leuk.
A
vond
B
vindt
C
vind
D
vint

Slide 13 - Quizvraag

tt:
Mijn broer (fietsen) ...... naar huis.
A
fiets
B
fiest
C
fiet
D
fietst

Slide 14 - Quizvraag

tt:
Waarom (lopen) ... jij alleen naar huis?
Noteer eerst ow = ......

Slide 15 - Open vraag

tt:
Hij (verslinden) ... elke maand een leesboek. (OW = ......)

Slide 16 - Open vraag

tt:
Haar zusje (stoppen) ... met wielrennen. (OW= ...)

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

vt:
Mijn broer (kleden) ..... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kleette
D
kleedde

Slide 19 - Quizvraag

vt:
Hij (fietsen) ...... naar huis.
A
fietstte
B
fietsde
C
fietste
D
fietsten

Slide 20 - Quizvraag

vt:
Hij (antwoorden) ..... snel.
A
antwoorde
B
antwoordde
C
antwoordte
D
antwoordden

Slide 21 - Quizvraag

vt:
De bus met leerlingen (vertrekken) ..... om 8 uur.
A
vertrekt
B
vertrekte
C
vertrok
D
vertrokte

Slide 22 - Quizvraag

vt:
Wij (vinden) ... dat een slecht idee.
A
vindden
B
vindde
C
vond
D
vonden

Slide 23 - Quizvraag

vt:
Ik (hebben) ... gister echt de slappe lach.
A
heb
B
hebte
C
had
D
hadt

Slide 24 - Quizvraag

vt:
Ik (willen) ... graag een iPad voor mijn verjaardag.

Slide 25 - Open vraag

vt:
Mijn neefje (zijn) ... vroeger gek op vrachtwagens.

Slide 26 - Open vraag

vt:
De kinderen (praten) ... veel te hard tijdens de les.

Slide 27 - Open vraag

vt:
Mijn ouders (mailen) ... de school om mij ziek te melden.

Slide 28 - Open vraag

vt:
Vorige week (verkleden) ... we ons als piraten.

Slide 29 - Open vraag

Wat is een voltooid deelwoord?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm

Slide 30 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:

De buurman heeft zijn spullen ......
A
verhuist
B
verhuisdt
C
verhuisd

Slide 31 - Quizvraag

Werkwoordspelling
Pas de regels voor werkwoordspelling goed toe!

Leer het schema voor werkwoordspelling uit je hoofd!

Slide 32 - Tekstslide

Evaluatie
  • Hoe ging het?
  • Beheers je werkwoordspelling voldoende? 

Slide 33 - Tekstslide