Input native: Hey, have you thought about this picnic with you me and Christina?
You: vertel dat je een goed plan hebt. Vertel wat jij allemaal mee zal nemen: brood en kaas.
Input Native: Oh, good! I am really bad at organising these things. So, what's the plan?
You: vertel dat je denkt dat het een goed idee is als hij borden, vorken, messen en bekers meeneemt.
Input Native: Okay, I can do that! Anything else?
You: vraag of hij aan een picknick-kleed heeft gedacht.
Input Native: Shoot! No, I totally forgot. But don't worry, I know Christina has one. I will ask her to bring it along.
You: vraag of hij enig idee heeft wat voor weer het wordt.
Input Native: I don't think it's very likely to rain, but it may be a bit chilly though.
You: vertel dat als het te koud is, je het liever verzet.
Input Native: Perhaps you are right. But let's decide tomorrow. What time are we going?
You: Vertel dat Christina om half 4 klaar is. Vraag waar jullie zullen afspreken.
Input Native: Let's meet in front of the main building. See you tomorrow!
You: Zeg dat je er zin in hebt en groet.