De Present Perfect: Hoe gebruik je het?

De Present Perfect: Hoe gebruik je het?
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Present Perfect: Hoe gebruik je het?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet je wat de present perfect is en hoe je het moet gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les zullen leren.
Wat weet je al over de Present Perfect?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de Present Perfect?
De Present Perfect wordt gebruikt om een actie die in het verleden is begonnen en nog steeds voortduurt te beschrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat de Present Perfect is en hoe het verschilt van de Simple Past.
Vorming van de Present Perfect
De Present Perfect wordt gevormd met 'have' of 'has' + het voltooid deelwoord van het werkwoord.

Slide 5 - Tekstslide

Laat voorbeelden zien van de vorming van de Present Perfect.
Voorbeeld: Positieve zin
I have lived in Amsterdam for five years.

Slide 6 - Tekstslide

Laat zien hoe je een positieve zin in de Present Perfect vormt en geef een voorbeeldzin.
Voorbeeld: Negatieve zin
I haven't visited Paris yet.

Slide 7 - Tekstslide

Laat zien hoe je een negatieve zin in de Present Perfect vormt en geef een voorbeeldzin.
Voorbeeld: Vraag
Have you ever been to New York?

Slide 8 - Tekstslide

Laat zien hoe je een vraag in de Present Perfect vormt en geef een voorbeeldzin.
Wanneer gebruik je de Present Perfect?
De Present Perfect wordt gebruikt om een actie te beschrijven die in het verleden is begonnen en nog steeds voortduurt, of om een actie te beschrijven die net is gebeurd.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit wanneer je de Present Perfect gebruikt en laat voorbeelden zien.
Oefening
Voltooi de zinnen met de Present Perfect:
- I ____________ (eat) sushi before.
- She ____________ (not finish) her homework yet.
- They ____________ (live) in this city for three years.

Slide 10 - Tekstslide

Geef de leerlingen tijd om de oefening te maken en bespreek de antwoorden daarna.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.