H2 Rekenen met negatieve getallen

H2 Rekenen met negatieve getallen
Startopdracht; Maak het sommenblad en pak je boek en schrift erbij. 


Je weet wat positieve, negatieve en tegengestelde getallen zijn.
Je kunt de tekens <, > en = gebruiken.

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

H2 Rekenen met negatieve getallen
Startopdracht; Maak het sommenblad en pak je boek en schrift erbij. 


Je weet wat positieve, negatieve en tegengestelde getallen zijn.
Je kunt de tekens <, > en = gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Getalen
Een Positief getal is boven 0

Een Negatief getal is onder 0

Hiernaast die je een getallenlijn, deze bestaat uit positieve en negatieve getallen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegengestelde getallen
Tegengestelde getallen liggen
even ver van 0 af.


In dit voorbeeld liggen -3 en 3 even ver van de 0 af.
In dit voorbeeld zijn -3 en 3 tegengestelde getallen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groter dan, kleiner dan, gelijk aan
Het teken < betekent: is kleiner dan.
Het teken > betekent: is groter dan.
Het teken = betekent: is gelijk aan.


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat? Opdracht 2 t/m 7 + 9 t/m 13. 
Waar? Bladzijde 92 t/m 96

ZONDER REKENMACHINE!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie C en D Temperatuur, Optellen en aftrekken
Startopdracht; Maak het sommenblad en pak je boek en schrift erbij. 


Je kunt het verschil in temperatuur berekenen.
Je kunt optellen en aftrekken met negatieve getallen. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blz. 99/100 
Wat is het verschil in graden? 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lees blz. 99/100 
Wat is het verschil in graden? 

  • Tel eerst van -5 naar 0 --> 5
  • Dan van 0 naar 8 --> 8
  • 5 + 8 = 13. 
  • Dus het verschil in temperatuur is 13 graden. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel is het verschil?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel is het verschil?
  • Eerst van -7 naar 0 --> 7 
  • Dan van 0 naar 8 --> 8
  • 7 + 8 = 15 graden. 
  • Het verschil in temperatuur is 15 graden. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optellen is naar rechts of naar boven

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er af is naar links of naar beneden

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optellen en aftrekken





Tip: Teken een getallenlijn in je schrift. 
OMHOOG is PLUS      OMLAAG is MIN
4
-1
-8
-4

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat? Opdracht 19 t/m 25 + 30 t/m 32. 
Waar? Bladzijde 98 t/m 105

ZONDER REKENMACHINE!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie E en F Optellen en aftrekken
Startopdracht; Maak het sommenblad en pak je boek en schrift erbij. 


Je kunt rekenen met + - 
Je kunt rekenen met --


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optellen met negatieve getallen
  • In het rijtje zie je dat 3 + -2 = 1
  • Ook weet je dat 3 - 2 = 1
  • Je ziet dat 3 + -2 dezelfde uitkomst heeft als 3 - 2

  • + - is hetzelfde als -

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optellen met negatieve getallen
Opgave:
Bereken 
a) -6 + -2
b) 15 + -16
Aanpak:
  • -6 + -2 =        -6 - 2 = -8
  • 15 + -16 =     15 - 16 = -1

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aftrekken met negatieve getallen
  • In het rijtje zie je dat 3 - -2 = 5 
  • Ook weet je dat 3 + 2 = 5 
  • Je ziet dat 3 - -2 dezelfde uitkomst heeft als 3 + 2

  • - - is hetzelfde als +

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aftrekken met negatieve getallen
Opgave:
Bereken 
a) 8 - -3
b) -3 - -10
Aanpak:
  • 8 - -3 =     8 + 3 = 11
  • -3 - -10 =   -3 + 10 = 7

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat? Opdracht 35 t/m 40 + 42 t/m 46 
Waar? Bladzijde 106 t/m 109

ZONDER REKENMACHINE!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie G en H Vermenigvuldigen en delen

Startopdracht: Maak 55 t/m 57, bladzijde 114

Je kunt vermenigvuldigen met negatieve getallen
Je kunt delen door negatieve getallen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rekenregels 
Bij vermenigvuldigen:

  • 4 X 7 = 28
  • 4 x -7 = -28
  • -4 x 7 = -28
  • -4 x -7 = 28

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rekenregels 
Bij delen

  • 50 : 5 = 10
  • 50 : -5 = -10 
  • -50 : 5 = -10
  • -50 : -5 = 10

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldopgaves

  1. -8 x 2 = 
  2. -8 : 2 =
  3. 10 x 5 =
  4. 10 x -5 = 
  5. 10 : 5 = 
  6. -10 : 5 = 
Antwoorden staan bij de notities

Slide 26 - Tekstslide

1. -16
2. -4
3. 50
4. -50
5. 2
5. -2
Aan de slag
Wat?  51 t/m 54 + 58 t/m 61 en 63
Waar? Bladzijde 113 t/m 116

ZONDER REKENMACHINE!

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie H en I, Delen en rekenvolgorde

Startopdracht: Maak 55 t/m 57, bladzijde 114

Je kunt delen door negatieve getallen
(Je kunt de rekenvolgorde toepassen)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De rekenregels 
Bij delen

  • 50 : 5 = 10
  • 50 : -5 = -10 
  • -50 : 5 = -10
  • -50 : -5 = 10

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldopgaves

  1. -8 x 2 = 
  2. -8 : 2 =
  3. 10 x 5 =
  4. 10 x -5 = 
  5. 10 : 5 = 
  6. -10 : 5 = 
Antwoorden staan bij de notities

Slide 30 - Tekstslide

1. -16
2. -4
3. 50
4. -50
5. 2
5. -2
Rekenvolgorde
  1. Reken uit wat tussen de haakjes staat.
  2.  Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts.
  3.  Optellen en aftrekken van links naar rechts


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog een voorbeeld reken volgorde
  • (10 + 4) : - 2 x (5 - 9) =  Eerst doe je de tussen haakjes.    
  • 14 : -2 x -4 = Dan doe je van links naar rechts x en :. 
  • -7 x -4 = 28 
  1.  50 - 25 x 4 + 10 = 
  2. 50 - 100 + 10 =
  3. - 50 + 10 = -40 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat?  59 t/m 63 (dit wordt huiswerk als niet af is)
Waar? Bladzijde 113 t/m 116

Klaar? 66 t/m 72 (dit wordt geen huiswerk als het niet af is!)
              IN JE SCHRIFT!!! ALLE Stappen volledig uitschrijven!

ZONDER REKENMACHINE!

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie I en J rekenvolgorde en rekenen met Woorden

Startopdracht: Bladzijde 117!

Je kunt de rekenvolgorde toepassen.
Je weet wat het product, het quotiënt, de som en het verschil is. 


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenvolgorde
  1. Reken uit wat tussen de haakjes staat.
  2.  Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts.
  3.  Optellen en aftrekken van links naar rechts


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nog een voorbeeld reken volgorde
  • (10 + 4) : - 2 x (5 - 9) =  Eerst doe je de tussen haakjes.    
  • 14 : -2 x -4 = Dan doe je van links naar rechts x en :. 
  • -7 x -4 = 28 
  1.  50 - 25 x 4 + 10 = 
  2. 50 - 100 + 10 =
  3. - 50 + 10 = -40 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

product
het product van twee getallen is hetzelfde als twee getallen met elkaar vermenigvuldigen.

het product van 2 getallen is dus hetzelfde als 2 getallen vermenigvuldigen

het product  van 5 en 3 = 5 x 3 = 15

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

quotient
de uitkomst van twee getallen die je op elkaar deelt noem je het quotient.

het quotient van 2 getallen is dus hetzelfde als 2 getallen delen

het quotient  van 75 en 25 = 75 : 25 = 3

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

som
de uitkomst van twee getallen die je bij elkaar optelt noem je de som van die twee getallen.

de som van 2 getallen is dus hetzelfde als 2 getallen optellen.

de som van 5 en 10 = 5 + 10 =15 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verschil
de uitkomst van twee getallen die je van elkaar aftrekt noem je  het verschil van die twee getallen.

het verschil van 2 getallen is dus hetzelfde als 2 getallen van elkaar aftrekken

het verschil  van 50 en 30 = 50 - 30 = 20 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Wat?  66 t/m 75 (dit wordt huiswerk als niet af is)
Waar? Bladzijde 118 t/m 121

Klaar?  Maak de sommen van wie is het snelst (alleen!)

ZONDER REKENMACHINE!

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies