WOORDEN - OPDRACHTEN - Thema verliefd - DAG 7

Thema 6 Verliefd zijn
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 6 Verliefd zijn

Slide 1 - Tekstslide

Verliefd zijn

Slide 2 - Tekstslide

verlegen
  • bang
  • onzeker
  • niet praten 
  • durft niet zo goed.
  • zin: Het kleine meisje is op school erg verlegen.

Slide 3 - Tekstslide

verliefd zijn
  • Iemand héél erg leuk vinden
  • werkwoord
  • ik ben verliefd - wij zijn verliefd
  • zin: Zij is verliefd op Abdul.

Slide 4 - Tekstslide

iemand versieren
  • je best doen zodat iemand je vriend/vriendin wil zijn
  • werkwoord
  • ik versier iemand - wij versieren iemand
  • zin: Hij versiert makkelijk een mooi meisje. 

Slide 5 - Tekstslide

volgen
  • in dezelfde richting
  • doe hetzelfde
  •  werkwoord
  • ik volg - wij volgen
  • zin: De politie volgt de man.
  • zin: Ik volg hem op Instagram.

Slide 6 - Tekstslide

de vriend
  • de jongen die je heel leuk vindt
  • verkering hebben
  • het vriendje
  • zin: Ik ben verliefd op mijn vriend.

Slide 7 - Tekstslide

de vriendin
  • het meisje dat je heel leuk vindt 
  • verkering hebben
  • het vriendinnetje
  • zin: Ik ben verliefd op mijn vriendin.

Slide 8 - Tekstslide

Het kleine meisje is op school erg verlegen.
Zij is verliefd op Abdul.
Hij versiert makkelijk een mooi meisje.
De politie volgt de man.
Ik volg hem op Instagram.
Ik ben verliefd op mijn vriend.
Ik ben verliefd op mijn vriendin.

Slide 9 - Tekstslide

Ik ........... haar op Instagram
A
vies
B
vult
C
volg
D
vlog

Slide 10 - Quizvraag

Wat is jouw beste versier-tip?

Slide 11 - Open vraag

de vriend
de vriendin
verliefd zijn

Slide 12 - Sleepvraag

Verliefd zijn =
A
Iemand heel erg leuk vinden.
B
Warm worden en rode kleur krijgen.
C
Vlinders in je buik hebben.
D
De hele tijd aan die jongen of meisje moeten denken.

Slide 13 - Quizvraag

werkwoord: verliefd zijn
Maak het hele rijtje: ik............, jij ..................., hij/zij .........., wij ........, jullie .......... zij..........

Slide 14 - Open vraag

Wanneer ben jij verlegen?

Slide 15 - Open vraag

Wanneer ben jij verlegen?
7
timer
1:30

Slide 16 - Open vraag

Wat klopt?
7
A
Ik versiert een jongen.
B
Een jongen versiert haar.
C
Zij versier de jongen.
D
Het jongen versiert haar.

Slide 17 - Quizvraag

Wat klopt?
7
A
Zij is mijn vriendin.
B
Zij is zijn vriendin.
C
Hij is mijn vriend.
D
Hij is haar vriend.

Slide 18 - Quizvraag

7
Wie of wat volg jij?

Slide 19 - Woordweb

Ben jij een keer verliefd geweest?
7
Ja
Nee

Slide 20 - Poll