Bekijk twee methodes en vergelijk ze bijvoorbeeld m.b.t.:
- ruimte voor verschillende manier van leren?
- aandacht voor niveauverschillen?
- activerende didactiek?
- mate van zelfstandigheid / meer input docent nodig?
- vooral gericht op individueel leren of wordt ook samenwerkend leren gestimuleerd?
Slide 3 - Tekstslide
"Foute" toetsvragen
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Fouten / onduidelijkheden bij economievragen
Voorbeeld 1:
Een daling van de vraag naar goederen zorgt niet voor een stijging van de werkloosheid.
Wat is hier onduidelijk?
Slide 8 - Tekstslide
Voorbeeld 1:
Een daling van de vraag naar goederen zorgt niet voor een stijging van de werkloosheid.
Een daling van de vraag leidt wel tot stijging van de werkloosheid, dus de stelling is daarmee onjuist, want er staat dat het er niet toe leidt......
Wat zou je er dus beter van kunnen maken?
Slide 9 - Tekstslide
Voorbeeld 2:
Leg uit waarom drinkwater een schaars goed is en geef een voorbeeld iets wat economisch gezien niet schaars is.
Waarom is dit geen handige vraag?
Slide 10 - Tekstslide
Voorbeeld 3:
Wat is het nationaal inkomen en hoe wordt het berekend?
Waarom is dit geen goede vraag?
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeeld 4:
Peter vindt dat de arbeidsparticipatie van vrouwen omhoog moet en pleit hierom voor meer subsidies voor kinderopvang. Geef een verklaring voor de mening van Peter.
Antwoord leerling: Omdat Peter niet wil dat vrouwen stoppen met werken als ze kinderen krijgen en dan zelf niks meer kunnen als ze later gaan scheiden van hun man en dus een uitkering moeten krijgen.
Slide 12 - Tekstslide
Voorbeeld 4:
Peter vindt dat de arbeidsparticipatie van vrouwen omhoog moet en pleit hierom voor meer subsidies voor kinderopvang. Geef een verklaring voor de mening van Peter.
Hoe kan je deze vraag verbeteren dat je een meer economisch antwoord krijgt?
Slide 13 - Tekstslide
Voorbeeld 5:
Wat is het nadeel van hogere belastingen in een land?
Waarom is deze vraag niet goed?
Wat kun je er dus beter van maken?
Slide 14 - Tekstslide
Voorbeeld 6:
Wat is het verschil tussen een aanbodlijn en een vraaglijn?
Waarom is deze vraag niet handig?
Wat kun je er dus beter van maken?
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeld 7:
Wat is het verschil tussen interne en externe waarde?
Waarom is deze vraag niet handig?
Wat kun je er dus beter van maken?
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeeld 8:
Geef de berekening van de getallen hieronder.
Wat moeten de leerlingen hier doen?
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld 9:
In laatste SE (V6) had ik deze vraag gesteld:
Het ging niet om de vraag, maar om het stukje erboven. Wat denk je dat verwarrend was?
Slide 18 - Tekstslide
Samengevat
Juist / onjuist vragen: houd ze simpel. Vermijd bijvoorbeeld (dubbele) ontkenningen.
Stel geen twee vragen in één.
Probeer je te verplaatsen in de leerling: kan de vraag anders opgevat worden?
Wat wil je horen? Als een vraag ‘te open’ is, kun veel antwoorden krijgen die niet fout zijn, gezien de vraag ......
Slide 19 - Tekstslide
Als je vraagt om het verschil tussen twee dingen, zorg dan dat het duidelijk is dat er (maar) één verschil is. Is het voor de leerling duidelijk waarop je doelt?
Kijk uit met – in jouw hoofd – logische verwijzingen.
Kijk of bepaalde woorden / aanwijzingen het duidelijker of misschien juist verwarrender maakt.
Slide 20 - Tekstslide
Tips
Maak de toets ruim van te voren, laat hem week liggen en maak hem daarna zelf nog een keer.
Laat collega toets maken (indien mogelijk).
Slide 21 - Tekstslide
Toetsen van de methode
Als je vragen van methode gebruikt, doe dan altijd 3 dingen:
Kijk of er niet eerder genoemde fouten / onduidelijkheden inzitten.
Kijk of alle stof ook inderdaad in het hoofdstuk behandeld is.
Maak alle vragen eerst zelf voordat je in toets stopt.
Slide 22 - Tekstslide
Voorbeeld (Praktisch Economie toets V3):
Leg uit dat een stijgend consumentenvertrouwen zowel oorzaak als gevolg kan zijn van een opgaande conjunctuur.
Wat kun je er beter van maken?
Slide 23 - Tekstslide
Voorbeeld (Praktisch Economie toets V3):
Bron 2 geeft voor het (fictieve) land Vlandria twee niveaus van inkomen. De overheid heeft op 1 januari 2020 de tarieven van de inkomstenbelasting
veranderd.
Vraag: Bij het nastreven van een nivellering met nieuwe belastingtarieven kan de verdeling van de netto-inkomens schever worden. Leg dit uit met behulp van bron 2.
Slide 24 - Tekstslide
Antwoord:
De bruto-inkomens groeien verder uit elkaar (het hoge inkomen groeit 33,3%; het lage 10%). (1 punt) Als dat effect sterker is dan de nivellering via de belastingen, dan zal de inkomensverdeling van de netto-inkomens toch schever worden. (1 punt)
Denk je dat er een leerling is die dit zou antwoorden?