4H 1909

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programme
Toets terug - foutenanalyse
Grammaire III: ex. 24BC


Slide 2 - Tekstslide

Grammaire III
Paragraaf 6 in de manuel, blz. 45
Telwoorden
Kloktijden
Data

Slide 3 - Tekstslide

Kloktijden
Il est ... heures
Dus niet c'est gebruiken!

Kwart over = et quart
Kwart voor = moins le quart
half = et demi(e) (heures = vrouwelijk / midi+minuit = mannelijk)
12 uur 's nachts = minuit / 12 uur 's middags = midi


Slide 4 - Tekstslide

Hoe zeg je in het Frans:
Het is half 8
A
Il est huit heures et demie
B
C'est sept heures et demie
C
Il est sept heures et demie
D
Il est sept heures et demi

Slide 5 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans:
het is kwart voor vijf
A
Il est dix-sept heures et quart
B
Il est dix-sept heures moins le quart
C
C'est dix-sept heures moins le quart
D
Il est dix-sept heures moins quart

Slide 6 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans:
Het is half 1 's middags

Slide 7 - Open vraag

Telwoorden
Tussen tiental en eenheid staat een streepje, behalve bij 21, 31, 41, 51, 61 en 71. Dan staat er et tussen

Exemple:
vingt-deux (22)
trente et un (31)

Slide 8 - Tekstslide

Telwoorden
vingt / cent: meervoud -s als er geen ander telwoord achter staat
Bv: quatre-vingts (80)
deux cents (200)
cent quatre-vingts (180)
Maar: cent quatre-vingt-deux (182)
Mille (1000) krijgt nooit een -s

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf volledig uit in het Frans:
15

Slide 10 - Open vraag

Schrijf volledig uit in het Frans:
40

Slide 11 - Open vraag

Schrijf volledig uit in het Frans:
98

Slide 12 - Open vraag

Schrijf volledig uit in het Frans:
305

Slide 13 - Open vraag

Schrijf volledig uit in het Frans:
900

Slide 14 - Open vraag

Rangtelwoorden
Je maakt rangtelwoorden door -ième achter het hoofdtelwoord te zetten.
Dus: deux wordt deuxième (tweede)



Slide 15 - Tekstslide

Uitzonderingen/aandachtspunten:
eerste wordt premier/première
 vierde wordt quatrième (-e van quatre vervalt)
vijfde wordt cinquième (na een q altijd een u)
neuf wordt neuvième
21: vingt et unième (ook bij 31, 41, etc.)

Slide 16 - Tekstslide

Data
Dagen en maanden uit je hoofd leren!
lundi, mardi, mecredi, jeudi, vendredi, samedi, dimanche
janvier, fevrier, mars, avril, mai, juin, juillet, août, septembre, octobre, novembre, décembre
Verder gebruik je altijd le voor de datum, gevolgd door een hoofdtelwoord:
le 14 juin / jeudi le 21 septembre / le jeudi 21 septembre

Slide 17 - Tekstslide

Eerste van de maand
le 1er septembre
le premier mai

Slide 18 - Tekstslide

Hoe zeg je in het Frans:
Het is vrijdag 29 september 2023, 14:15 uur. Schrijf alle getallen uit!

Slide 19 - Open vraag

Exercice: C'est la fête!

Slide 20 - Tekstslide

Exercice: C'est la fête!
Groupes de 3 personnes, 6 fêtes
Maak de opdracht + in het Frans een overzichtje en vertel dit zometeen aan de groep:


Nom de la fête
Date ?
Quoi ? (en néerlandais)
Où ?

Slide 21 - Tekstslide

Au travail
Ex. 24B et C

Waar kun je hulp vinden?
Blz. 45 in Manuel of op Teams (Manuel - Getallen)

Slide 22 - Tekstslide

Retour en arrière
Dinsdag: les dates / les fêtes. Wat is blijven hangen?
Schrijfopdracht: ma fête préférée

Aujourd'hui: l'heure

Slide 23 - Tekstslide

Kloktijden
Il est ... heures
Dus niet c'est gebruiken!

Kwart over = et quart
Kwart voor = moins le quart
half = et demi(e) (heures = vrouwelijk / midi+minuit = mannelijk)
12 uur 's nachts = minuit / 12 uur 's middags = midi


Slide 24 - Tekstslide

Exemples
Het is 14 uur

Slide 25 - Tekstslide

Exemples
Het is 14 uur
Il est quartorze / deux heures.

Slide 26 - Tekstslide

Exemples
Het is 09.15 uur

Slide 27 - Tekstslide

Exemples
Het is 09.15 uur
Il est neuf heures et quart.

Slide 28 - Tekstslide

Exemples
Het is 12.45 uur

Slide 29 - Tekstslide

Exemples
Het is 12.45 uur
Il est une heure moins le quart.

Slide 30 - Tekstslide

Les Français et le temps
D'après vous, les français sont-il ponctuels?
"Le quart d'heure de politesse" existe-t-il aux Pays-Bas?

D'autres stérétypes/clichés?

Slide 31 - Tekstslide

Parler: un sondage de classe
  • Maak groepjes van 2 à 3 personen
  • Geef bij mij door welke vraag van de 8 vragen je gaat onderzoeken in de klas
  • Jullie vragen 10 personen naar het antwoord op jullie vraag
    (Je verzamelt dus 10 antwoorden)
  • Wat is de gemiddelde uitkomst? 
  • Je hebt 10 minuten voor de gehele opdracht
  • Daarna klassikaal bespreken

Slide 32 - Tekstslide

Les devoirs
Tekst 10 'Un tour du monde en solitaire'

Maandag starten we met U2

Slide 33 - Tekstslide

Toetsstof
Vocabulaire U1 (leer zoals boven de blokjes aangegeven) op blz. 102-104
Zinnen U1 (Staan bij écrire en parler N-F)
Grammaire I, II, III (bijvoeglijk naamwoord, werkwoorden avoir/etre/faire/aller/regelmatig op -er in 5 tijden, telwoorden/kloktijden/data)

Slide 34 - Tekstslide

Volgende week donderdag (28/9)

Formatieve toets U1: grammaire I, II, III + voca t/m écrire

Leerwerk bijhouden
Teams

Slide 35 - Tekstslide