Present simple

Speaking English
            English

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Speaking English
            English

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je de present simple en de present continuous vormen


Slide 2 - Tekstslide

Present Simple 
  • Wanneer gebruik je de Present Simple?

  • Hoe maak je de Present Simple? 

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present simple?

Slide 4 - Tekstslide

1. Wanneer iets nu waar is
I am 21 years old
Ik ben 21 jaar oud

Slide 5 - Tekstslide

2. Wanneer iets regelmatig gebeurt
I play volleyball every week
Ik speel elke week volleybal

Slide 6 - Tekstslide

3. Iets wat altijd waar is
A human has 206 bones in their body
Een mens heeft 206 botten in hun lichaam

Slide 7 - Tekstslide

Hoe maak je de present simple?

Slide 8 - Tekstslide

Stam
to work
= work

I work in Rotterdam

Slide 9 - Tekstslide

Vormen
I work
You work
She/he/it works
we work
they work

Slide 10 - Tekstslide

SHIT-rule
Bij He/She/It
(Shit)
Komt er een extra S achter de stam!

Slide 11 - Tekstslide

My brother ...
(to love) school.
A
love
B
loves
C
to love
D
loving

Slide 12 - Quizvraag

The sun ...
(to rise) in the East.
A
rise
B
to rise
C
rises
D
rised

Slide 13 - Quizvraag

Someone I ...
(to know) smokes 20 cigarettes a day.
A
know
B
knowed
C
knows
D
to know

Slide 14 - Quizvraag

He ...
(to drink) way too much alcohol.
A
to drink
B
drink
C
drinking
D
drinks

Slide 15 - Quizvraag

My sister ...
(to like) cats a lot.
A
like
B
liked
C
likes
D
to like

Slide 16 - Quizvraag

I ...
(to hate) horses because they smell funny.

Slide 17 - Open vraag

My father always ...
(to chop) wood during the winter months.

Slide 18 - Open vraag

To be
Het werkwoord to be (NL=zijn) is onregelmatig

Dat betekent dat het andere vervoegingen heeft.

Slide 19 - Tekstslide

To be = zijn 

You 


She

Am 
are 
is 

Slide 20 - Sleepvraag

To be
I am
You are
He/She/It is
we are
they are

Slide 21 - Tekstslide

Stone ...
(to be) a hard material.
A
is
B
are
C
am
D
be

Slide 22 - Quizvraag

An elephant ...
(to be) bigger than a mouse.
A
is
B
are
C
am
D
to be

Slide 23 - Quizvraag

You ... (to be) not paying attention right now.
A
is
B
are
C
am
D
be

Slide 24 - Quizvraag

I ... (to be) ill right now.
A
is
B
are
C
am
D
to be

Slide 25 - Quizvraag

Schrijven
beschrijf je ochtend
gebruik de present simple
individueel
Begin bijvoorbeeld met: I wake up at 7

Slide 26 - Tekstslide


Hoe is het gegaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll


Snap je de present simple en het werkwoord to be?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Present continuous
Wanneer gebruik je dit?

Hoe maak je dit?

Slide 29 - Tekstslide

Wanneer iets NU aan de gang is
I am teaching right now.

Slide 30 - Tekstslide

Wanneer iets gebeurt wat je vaak irriteert.

He is always talking through the class.

Slide 31 - Tekstslide

Als iets in de nabije toekomst gebeurt. 

He is moving to London tomorrow.

Slide 32 - Tekstslide

Hoe maak je de present continuous?

Slide 33 - Tekstslide

ING
vorm van to be + werkwoord + -ing


I am working

Slide 34 - Tekstslide

Vormen
I am working
You are working
He/she/it is working
We are working
They are working

Slide 35 - Tekstslide

Hoe ziet de present continuous eruit?
A
I worked
B
I work
C
I am going to work
D
I am working

Slide 36 - Quizvraag

She ... (to work) at the moment.
A
is working
B
are working
C
will work
D
works

Slide 37 - Quizvraag

I ... (playing) a game right now, I can't go downstairs!
A
plays
B
are playing
C
play
D
am playing

Slide 38 - Quizvraag

We ... (to have) dinner at the moment.
A
have
B
are having
C
will have
D
is having

Slide 39 - Quizvraag

I ... (to watch) football right now.

Slide 40 - Open vraag

He ... (to run) to catch the train at the moment.

Slide 41 - Open vraag

They ... (to be) really stupid right now.

Slide 42 - Open vraag

Afkortingen
I'm working
You're working
He's/she's working
We're working
They're working

Slide 43 - Tekstslide

Spreken
Bespreek in tweetallen wat jullie gaan doen in de kerstvakantie
gebruik present continuous

Slide 44 - Tekstslide