Paragraaf 10.3 - Zwanger en bevallen

10.3 Zwanger en bevallen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe een zwangerschap begint
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

10.3 Zwanger en bevallen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt uitleggen hoe een zwangerschap begint

Slide 1 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
Hoe begint een zwangerschap?

  1. Bevruchting
    - de kern van een zaadcel en de kern van een eicel smelten samen
    - bevruchting vindt plaats in de eileider, na de eisprong
    - als 1 zaadcel binnen is, dan buitenste laag eicel ondoordringbaar
  2. Celdeling
    - eicel bevat voedingsstoffen voor celdeling van bevruchte eicel
  3. Innesteling
    - ong. 6 dagen na bevruchting nestelt klompje cellen zich in de baarmoeder
    - (bron 5/blz. 85) nu is een vrouw zwanger



Slide 2 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
  • Wat? Maken 10.3 – Opdracht 1 t/m 8
  • Hoe? Blz. 82 t/m 85
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 8 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 3 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven hoe de baby in de baarmoeder zit 
  • Je kunt uitleggen hoe een baby in de baarmoeder groeit en zich ontwikkelt

Slide 4 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
Hoe zit het kindje in de baarmoeder?

  • De eerste 12 weken
    - alle organen ontstaan > ontwikkeling
    - het ongeboren kindje heet nu een embryo
  • Van week 12 tot geboorte
    - na 12 weken ziet het kindje eruit als een mensje, maar heel klein
    - vanaf 12 weken vindt er alleen nog maar groei plaats
    - het ongeboren kindje heet nu een foetus

  • Het kindje zit in de buik in vruchtwater met vruchtvliezen eromheen
  • Het vruchtwater beschermt de foetus tegen stoten
  • De plaats waar de embryo is ingenesteld > placenta of moederkoek
  • Placenta/moederkoek > hieruit krijgt de foetus voedingsstoffen en zuurstof via de navelstreng



Slide 5 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
Hoe groeit het kinfdje? (Placenta en navelstreng)

  • De navelstreng bestaat uit verschillende bloedvaten > verbonden met de placenta
  • In de placenta vertakken die bloedvaten tot haarvaten
  • Het bloed stroomt daar dicht langs het bloed van de moeder
  • Doordat de wanden erg dun zijn vindt hier uitwisseling van stoffen plaats:
    - voedingsstoffen en zuurstof vanuit bloed van moeder naar bloed van kind
    - afvalstoffen en koolstofdioxide vanuit bloed van kind naar bloed van moeder
  • Schadelijke stoffen (alcohol, medicijnen, drugs, ziekteverwekkers) kunnen ook door  wanden heen naar kind > kan leiden tot een miskraam > na 12 weken neemt de kans op een miskraam af

Slide 6 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen

Slide 7 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
  • Wat? Maken 10.3 – Opdracht 9 t/m 17
  • Hoe? Blz. 86 t/m 90
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 9 t/m 17 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 8 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt manieren beschrijven om een baby in de baarmoeder te onderzoeken
  • Je kunt beschrijven hoe een bevalling gaat

Slide 9 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
Waarom laten zwangere vrouwen de baby onderzoeken?

Onderzoek aan baby voor geboorte > prenataal onderzoek
  • Echo
    - via een echo kun je de foetus zien op een computerscherm
    - het hartje kun je horen kloppen
  • Vlokkentest (extra onderzoek bij kans op erfelijke aandoeningen)
    - arts zuigt met een naald cellen van de embryo uit de placenta op
    - controleren op syndroom van Down
  • Vruchtwaterpunctie (extra onderzoek bij kans op erfelijke aandoeningen)
    - arts zuigt met een naald een beetje vruchtwater op uit de baarmoeder
    - in het vruchtwater zitten cellen van de embryo

  • Erfelijke aandoening geconstateerd? Eventueel een abortus overwegen



Slide 10 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
Hoe gaat de bevalling?

  • Na ongeveer 40 weken (9 maanden) > bevalling
  • Enkele weken voor geboorte begint de indaling > hoofdje van baby ligt naar beneden
  • Bevalling gaat in drie fasen:
    - ontsluiting
    - uitdrijving
    - nageboorte
  • Keuze voor keizersnede:
    - Kindje ligt verkeerd om
    - Placenta ligt voor baarmoedermond


Slide 11 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
Bevalling in drie fasen

  1. Ontsluiting
    - door weeën gaat baarmoedermond open
    - weeën > sterke samentrekkingen van spieren in baarmoederwand
    - vlak voor de ontsluiting breken de vruchtvliezen en loopt vruchtwater via de vagina weg
  2. Uitdrijving
    - sterke weeën, de persweeën, duwen de baby door de vagina naar buiten
  3. Nageboorte
    - door één of meerder (na)weeën komt de placenta met de vruchtvliezen en resten van de navelstreng naar buiten.

Slide 12 - Tekstslide

10.3 Zwanger en bevallen
  • Wat? Maken 10.3 – Opdracht 18 t/m 25
  • Hoe? Blz. 91 t/m 94
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 20 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 18 t/m 25 is af. Niet af? Rest is huiswerk.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst)

Slide 13 - Tekstslide