Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
2.3 Aardbevingen
2.4 Vulkanen
( b en k)
Slide 1 - Tekstslide
1. Schrijf de juiste beschrijving op van: aardkorst
Slide 2 - Open vraag
1.2 Schrijf de juiste beschrijving op van: Aardmantel
Slide 3 - Open vraag
2. Welk antwoord is juist? er zijn er 2 goed
A
De buitenste laag van de aarde is de dunste laag.
B
Het gesmolten gesteente stroomt een paar meter per jaar.
C
In de buitenste laag van de aarde stroomt gesmolten gesteente.
D
In het midden van de aarde is het 5000 °C.
Slide 4 - Quizvraag
3. Welk antwoord is juist?
A
Bergen ontstaan waar aardkorstplaten botsen.
B
Bergen ontstaan waar aardkorstplaten uit elkaar bewegen.
C
Aardplaten liggen op de aardkern.
D
De aardkorst is 5000 graden.
Slide 5 - Quizvraag
Bron 1: aardkorstplaten
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Bergen
Bergen ontstaan wanneer 2 aardkorstplaten botsen
Hoogste gebergte dat zo is ontstaan is de Himalaya
Slide 8 - Tekstslide
4.1 ( bron 1 ) De Noord Amerikaanse plaat en Euraziatische plaat bewegen
A
langs elkaar
B
naar elkaar toe
C
van elkaar af
Slide 9 - Quizvraag
4.2 Op de grens van de Nazcaplaat en de Zuid-Amerikaanse plaat zijn
A
veel aardbevingen
B
weinig aardbevingen
Slide 10 - Quizvraag
5. welke stelling is waar?
A
Groningen ligt op de rand van een aardplaat.
B
Op de rand van 2 aardplaten zijn weinig aardbevingen.
C
Op de rand van een aardkorstplaat zijn weinig vulkanen.
D
Op het midden van een aardkorstplaat zijn weinig aardbevingen.
Slide 11 - Quizvraag
6. Een aardbeving is een trilling in de.........
A
aardkorst
B
aardmantel
C
aardkern
Slide 12 - Quizvraag
7. Welke zin is juist?
A
Bij botsende aardkorstplaten ontstaan alleen gebergten.
B
De aardbeving wordt het krachtigste gevoeld recht boven waar hij is ontstaan.
C
De kans op een aardbeving is overal op aarde even groot.
D
Spanning tussen twee platen wordt snel opgebouwd.
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Video
8. Hoe wordt de kracht van een aardbeving aangegeven?
Slide 15 - Open vraag
9. Op 13 april 1992 werd Roermond getroffen door een aardbeving. Er waren gelukkig geen slachtoffers. Wel raakten veel huizen zwaar beschadigd. Hoe groot was de kracht van de aardbeving? Leg je antwoord uit. Je kunt kiezen uit: 2/6/8 op de schaal van Richter, omdat?
Slide 16 - Open vraag
bron 2: Huizen na een aardbeving in Nepal, 2015
Slide 17 - Tekstslide
10. Tijdens een aardbeving kan er veel schade ontstaan. Welk advies kun je geven aan de mensen in Nepal om voor minder schade te zorgen?
A
Gebouwen dicht tegen elkaar aan bouwen.
B
Hoge gebouwen maken.
C
Houten huizen bouwen.
D
Sterke, buigzame materialen gebruiken.
Slide 18 - Quizvraag
11. 1 Vul in: Een vulkaan is een plek in de aardkorst waar __________________ aan het aardoppervlakt komt.
Slide 19 - Open vraag
11.2 Vul in: Aardbevingen en vulkanen komen _____________ bij elkaar in de buurt voor.
A
vaak
B
niet vaak
Slide 20 - Quizvraag
12. Het gebied rondom de Grote Oceaan wordt ook wel de ‘Ring van Vuur’ genoemd. Verklaar de naam van dit gebied.
Slide 21 - Open vraag
Bron 3: Twee soorten vulkanen
Slide 22 - Tekstslide
13.Bekijk bron 1. Vulkanen kunnen op verschillende manieren uitbarsten. Wat voor soort uitbarsting zie je bij A in figuur 1? kies je antwoord en maak daarna de zin af.
Bij A zie je een rustige / explosieve vulkaanuitbarsting, omdat
Slide 23 - Open vraag
14. Noteer de omschrijving van het begrip lava.
Slide 24 - Open vraag
Bron 4: werkende vulkaan
Slide 25 - Tekstslide
15. Welk cijfer moet van links naar rechts ingevuld worden op het plaatje?
1. Aswolk 2. lava 3. krater
Slide 26 - Open vraag
actieve vulkaan
dode vulkaan
Slapende vulkaan
barst soms uit
Barst regelmatig uit
Barst nooit meer uit
Slide 27 - Sleepvraag
17. Vul in: El Teide op Tenerife is een vulkaan die in 1909 voor het laatst is uitgebarsten. Dit is een _____________________ vulkaan.
A
actieve
B
slapende
C
dode
Slide 28 - Quizvraag
18. De Zuidwalvulkaan in de Waddenzee is bedekt met meer dan 2000m zand. Dit is een ________________ vulkaan.
A
actieve
B
slapende
C
dode
Slide 29 - Quizvraag
18. Vul in: Naast vloeibaar gesteente komen er ook ________________ gassen, as en stenen uit de vulkaan bij een uitbarsting.
Slide 30 - Open vraag
18.
Een vulkaanuitbarsting is makkelijker / moeilijker te voorspellen dan een aardbeving.
A
makkelijker
B
moeilijker
Slide 31 - Quizvraag
20. In Indonesië komen zeer actieve vulkanen voor. Ondanks het gevaar wonen Indonesische boeren graag dicht bij deze vulkanen. Leg uit waarom dat zo is.
Slide 32 - Open vraag
Vulkaanuitbarstingen zorgen na een tijd voor _______________________ grond.