subjuntivo 2

Cuándo se usa el subjuntivo? 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Cuándo se usa el subjuntivo? 

Slide 1 - Tekstslide

Subjuntivo
Meestal gebruikt in bijzinnen, na het woordje 'que'.  Wordt gebruikt in vele situaties, waarin er sprake is van subjectiviteit van de spreker/schrijver. 

Komt ook voor in hoofdzinnen. Denk aan de negatieve gebiedende wijs (No hables).

Slide 2 - Tekstslide

Subjuntivo Aanvoegende wijs
Een werkwoordswijze (géén tijd!) voor het uitdrukken van een wens, hoopgevoel, verbod, adviestwijfel, angst, bezorgdheid of hypothetische/onzekere mogelijkheid

  1. > Ojalá venga Pablo. Hopelijk komt Pablo. (wens/hoop)
  2. > Me gusta que estés aquí. Ik vind het fijn dat je er bent. (gevoel)
  3. > No creo que haya clase. Ik denk niet dat er les is. (twijfel)
De Subjuntivo kan ALLEEN voorkomen in de bijzin en NOOIT in de hoofdzin!

Slide 3 - Tekstslide

Subjuntivo: verbos regulares
Om een regelmatig werkwoord te vervoegen in de Subjuntivo, wissel je de uitgangen:
Ww'en op -ar krijgen de uitgangen van de ww'en op -er.
Ww'en op -er en -ir krijgen de uitgangen van ww'en op -ar. 
Let op: ik-vorm = hij/zij-vorm.


Slide 4 - Tekstslide

Subjuntivo: formas regulares
hablar
comer
vivir
yo
hable
coma
viva
hables
comas
vivas
él/ella/usted
hable
coma
viva
nosotros
hablemos
comamos
vivamos
vosotros
habléis
comáis
viváis
ellos/ellas/ustedes
hablen
coman
vivan

Slide 5 - Tekstslide

Subjuntivo: yo-irregular
Bij werkwoorden met een onregelmatige ik-vorm:

  1. Neem je de ik-vorm van de Presente Indicativo.
  2. Knip je de uitgang -o eraf.
  3. Voeg je de Subjuntivo-uitgangen toe. Zie vorige slide.

> ¡Qué tengas buen día! Fijne dag! (wens)



 

Indicativo = normale vorm,
tegenovergestelde van Subjuntivo

Slide 6 - Tekstslide

Subjuntivo: cambio de raíz
Bij  werkwoorden met een klinkerwisseling in de stam heb je 
diezelfde klinkerwisseling óók in de Subjuntivo.

Querer (e -> ie)
Indicativo: ¿Quieres un bocadillo?
Subjuntivo: No creo que realmente quieras un bocadillo.

Slide 7 - Tekstslide

5. Eigenaardige werkwoorden
ser
ir
haber
saber
estar
dar
sea
vaya
haya
sepa
esté
seas
vayas
hayas
sepas
estés
des
sea
vaya
haya
sepa
esté
seamos
vayamos
hayamos
sepamos
estemos
demos
seáis
vayáis
hayáis
sepáis
estéis
deis
sean
vayan
hayan
sepan
estén
den

Slide 8 - Tekstslide

hablar - tú - subjuntivo

Slide 9 - Open vraag

aprender - los alumnos - subjuntivo

Slide 10 - Open vraag

vivir - ella - subjuntivo

Slide 11 - Open vraag

(!) poder - él - subjuntivo

Slide 12 - Open vraag

(!) tener - vosotros - subjuntivo

Slide 13 - Open vraag

(!) hacer - ustedes - subjuntivo

Slide 14 - Open vraag

entender (ie!) - tú - subjuntivo

Slide 15 - Open vraag

INFINITIVO (UN SUJETO)
Quiero ir a la playa.
Espero tener suerte en el examen.
Es costumbre llevar flores.

Quiere llamar al camarero.
Levanta el brazo para llamar un taxi.
Está prohibido conducir a 60 km/h.
Es posible pagar con tarjeta.
SUBJUNTIVO (DOS SUJETOS)
Quiero que vayamos a la playa.
Espero que tengas suerte en el examen.
Es costumbre que los mexicanos lleven flores.
Quiere que su madre la llame.
Lo hace para que el taxi pare.
Está prohibido que los mayores conduzcan.
Es posible que alguien le pague la tarjeta.

Slide 16 - Tekstslide

dus... ¿Infinitivo o subjuntivo?
INFINITIVO (HELE WERKWOORD)
> de twee werkwoorden in de zin hebben betrekking op hetzelfde onderwerp/dezelfde persoon.
> het tweede werkwoord is dan het hele werkwoord.
SUBJUNTIVO
> de twee werkwoorden in de zin hebben betrekking op twee verschillende onderwerpen/personen.
> het tweede werkwoord is dan de subjuntivo.
Quiere llamar al camarero.
Zij wil de ober roepen.
Quiere que su amigo llame al camarero.
Zij wil dat haar vriend de ober roept.
Está prohibido conducir a 60 km/h.
Het is verboden om 60 km/u te rijden.
Está prohibido que los mayores conduzcan.
Het is verboden dat ouderen rijden.
Quiero ir a la playa.
Ik wil naar het strand gaan.
Quiero que vayamos a la playa.
Ik wil dat wij naar het strand gaan.

Slide 17 - Tekstslide

Subjuntivo
Meestal gebruikt in bijzinnen, na het woordje 'que'.  Wordt gebruikt in vele situaties, waarin er sprake is van subjectiviteit van de spreker/schrijver. 

Komt ook voor in hoofdzinnen. Denk aan de negatieve gebiedende wijs (No hables).

Slide 18 - Tekstslide

¡Manos a la obra!
Practicar, practicar, practicar...

Slide 19 - Tekstslide

¿Indicativo o Subjuntivo?

Ik hoop dat alles goed verloopt.
A
Espero que todo sale bien.
B
Espero que todo salga bien.

Slide 20 - Quizvraag

¿Indicativo o Subjuntivo?

Ik denk dat jij gelijk hebt.
A
Pienso que tienes razón.
B
Pienso que tengas razón.

Slide 21 - Quizvraag

¿Indicativo o Subjuntivo?

Zij geloven niet dat ik gelijk hebt.
A
No creen que tengo razón.
B
No creen que tenga razón.

Slide 22 - Quizvraag

Subjuntivo van ser?
A
sea - seas - sea - seamos - seáis - sean
B
sepa - sepas - sepa - sepamos - sepáis - sepan
C
sa - sas - sa - samos - sais - son
D
vaya - vayas - vaya - vayamos - vayáis - vayan

Slide 23 - Quizvraag

¿Indicativo o Subjuntivo?

Het is noodzakelijk dat je meegaat.
A
Es necesario que me acompañas.
B
Es necesario que me acompañes.

Slide 24 - Quizvraag