Schrijven Les 3: advertentie, affiche, flyer en instructie

• Nederlands
• MBO
• Middelbare school
• Studiejaar 1

Schrijven: advertentie, affiche, flyer en instructie.

Lesdoelen:

• Je kunt uitleggen wat een advertentie, affiche en een flyer is.
• Je kunt uitleggen wat een instructie is.
• Je kunt een instructie schrijven. 

Advertentie, affiche, flyer:

• Hiermee maak je reclame of kondig je iets aan.
• Advertentie: bijvoorbeeld in kranten, tijdschriften, internet.
• Affiche: hangen bijvoorbeeld in bushokjes, op ramen.
• Flyers: worden uitgedeeld op straat, neergelegd in winkels, bedrijven, sportscholen, of huis-aan-huis bezorgd. 

Mensen bekijken deze teksten snel, dus hoofdzaken moeten direct duidelijk zijn.

• Informatie moet duidelijk en volledig zijn: gebruik 5w+h.
  
• Tekst is kort en krachtig
• Opvallende titel of slogan 

Layout:

• Verdeel de tekst mooi over het vlak.
• Gebruik verschillende  lettertypen en -groottes.
• Gebruik afbeeldingen en kleuren.

In een instructie leg je uit hoe iets moet

• Geef de instructie een duidelijke titel. Gebruik hiervoor het onderwerp.
• Geef de uitleg in stappen. Begin met een werkwoord (gebiedende wijs).
• Beschrijf eventueel bij een stap het resultaat, zodat de lezer kan controleren of hij het goed doet.
• Gebruik nummers of dots om de volgorde van de stappen duidelijk te maken. Gebruik signaalwoorden: eerst, dan, daarna, vervolgens, ten slotte
• Gebruik afbeeldingen als de instructie er duidelijker van wordt.

Huiswerk. Je krijgt voor deze opdracht geen beoordeling, wel feedback.

Je schrijft een instructie over (kies er 1):

• Hoe je een WhatsApp bericht moet sturen.
• Hoe je een fietsband moet plakken.
• Een klus die jezelf bedenkt.
• Hoe je een ruimte op je stage opruimt.

Minimaal 6 stappen. Inleveren via Teams, uiterlijk 18 januari.

Advertentie

Affiche

Flyer

Krant, tijdschrift, internet

Bushokje, raam

Uitdelen, huis-aan-huis, winkels

Een instructie heeft nooit een titel

1. waar
2. niet waar

De stappen in een instructie beginnen met een

1. voegwoord
2. lidwoord
3. werkwoord
4. signaalwoord

Een voorbeeld van een signaalwoord is

1. vervolgens
2. draaien
3. en
4. de

Ik heb deze les veel geleerd

0100