Een oefentoets om zelfstandig te maken. (na twee herhalingslessen)

In de benzinemotor van een auto vinden de volgende energie-omzettingen plaats:
A
chemische energie → bewegingsenergie + warmte
B
chemische energie → bewegingsenergie + zwaarte-energie
C
zwaarte-energie → bewegingsenergie + warmte
D
bewegingsenergie → zwaarte-energie + warmte
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

In de benzinemotor van een auto vinden de volgende energie-omzettingen plaats:
A
chemische energie → bewegingsenergie + warmte
B
chemische energie → bewegingsenergie + zwaarte-energie
C
zwaarte-energie → bewegingsenergie + warmte
D
bewegingsenergie → zwaarte-energie + warmte

Slide 1 - Quizvraag

Jantine remt met haar hand de band af van een snel draaiend fietswiel. De belangrijkste energie-omzetting die plaatsvindt, is dan:
A
bewegingsenergie → zwaarte-energie
B
warmte → bewegingsenergie
C
bewegingsenergie → warmte
D
zwaarte-energie → bewegingsenergie

Slide 2 - Quizvraag

Een lege accu wordt opgeladen. Hiervoor is 700 J elektrische energie nodig. De accu wordt daarna aangesloten op een lampje. Als de accu weer leeg is, heeft hij 500 J elektrische energie aan de accu gegeven. De hoeveelheid warmte die tijdens het opladen en ontladen ontwikkeld is, is dan:
A
200 J
B
500 J
C
700 J
D
1200 J

Slide 3 - Quizvraag

Op een stofzuiger staat dat het vermogen 750 W is. Dit getal geeft aan hoeveel elektrische energie:
A
de stofzuiger verbruikt heeft.
B
de stofzuiger per keer stofzuigen verbruikt.
C
per seconde in bewegingsenergie wordt omgezet.
D
de stofzuiger per seconde gebruikt.

Slide 4 - Quizvraag

Het vermogen van een apparaat kan worden uitgedrukt in de eenheid:
A
Wattseconde
B
kiloWattuur
C
Watt/seconde
D
Joule/seconde

Slide 5 - Quizvraag

Een straalkachel heeft een vermogen van 2000 W. Als deze kachel 1 uur aanstaat, wordt er aan energie omgezet:
A
2000 J
B
7200 J
C
2 000 000 J
D
7 200 000 J

Slide 6 - Quizvraag

De drie manieren waarop warmtetransport kan plaatsvinden zijn:
A
geleiding, straling en verbranding.
B
stroming, verbranding en isolatie.
C
verbranding, geleiding en isolatie.
D
stroming, geleiding en straling.

Slide 7 - Quizvraag

Je pakt een kartonnen pak melk en een blikje limonade uit de koelkast. Het blikje voelt het koudst aan. Dit komt doordat:
A
blik een betere warmtegeleider is dan karton.
B
karton een betere warmtegeleider is dan blik.
C
karton niet zo koud kan worden als blik.
D
blik meer warmte uitstraalt dan karton.

Slide 8 - Quizvraag

De soortelijke warmte van melk is 3,9 J/g*C. Men verwarmt 0,5 kg melk van 15 *C tot 75 *C. Hoeveel warmte is hiervoor nodig?
A
32,5 J
B
234 J
C
1 950 J
D
117 000 J

Slide 9 - Quizvraag

De verbrandingswarmte van spiritus is 18MJ/L.
Om een brander aan te steken, heb je aan 50 mL spiritus genoeg.
Hoeveel energie komt bij de verbranding daarvan vrij?
Denk aan de juiste eenheden!
A
360 kJ
B
900 kJ
C
360 MJ
D
900 MJ

Slide 10 - Quizvraag

De soortelijke warmte van alcohol is 2,4 J/g*C. Bereken tot welke temperatuur je 200 gram alcohol van 15 *C kunt verwarmen met een hoeveelheid warmte van 14 400 J
A
45 *C
B
30 *C
C
48 *C
D
20 *C

Slide 11 - Quizvraag

De soortelijke warmte van ijzer bedraagt 0,5 J/g*C. Aan een blokje ijzer van 50 gram wordt 125 J toegevoerd. Hoeveel *C stijgt de temperatuur van het blokje?

Slide 12 - Open vraag

Hoe lang duurt het om met een wasmachine van 1200 W een hoeveelheid van 3 kg water van 20 *C te verwarmen tot
60 *C? De soortelijke warmte van water is 4,2 J/g*C en het rendement van deze wasmachine is 80 %.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Welke energiesoort hoort op plaats E?
A
bewegingsenergie
B
magnetische energie
C
warmte (stralingsenergie)
D
chemische energie

Slide 15 - Quizvraag

Een van de redenen is om deze energiecentrale te bouwen dat dit duurzaam is. Waarom is deze centrale duurzaam?

Slide 16 - Open vraag

Geef een voordeel en een nadeel van biomassa
A
geen fossiele brandstof nodig, veel biomassa nodig
B
geen fossiele brandstof nodig en een biomassacentrale bouwen
C
geen fossiele brandstof nodig en productie, transport, bewerking en gebruik is in het kader van milieu aspecten getoetst.
D
geen fossiele brandstof nodig en productie voor voedsel stagneert niet.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een fossiele brandstof en geef een voordeel en nadeel
A
graan, mais, palmbladen, kostprijs is laag, bron raakt uitgeput, verbranden dan veel afvalstoffen
B
aardolie, aardgas, steenkool, kostprijs is laag, bron raakt uitgeput, verbranden dan veel afvalstoffen
C
aardolie, aardgas, steenkool, kostprijs is laag, bron is voorradig, verbranden dan geen afvalstoffen
D
graan, mais, palmbladen kostprijs is hoog, bron is voorradig, verbranden dan geen afvalstoffen

Slide 18 - Quizvraag

Geef een voordeel en een nadeel van het gebruik van zonnecollectoren/zonnecellen
A
veel ruimte nodig, kostprijs hoog
B
weinig ruimte nodig, zon schijnt altijd
C
veel ruimte nodig, zon schijnt niet altijd, zon is gratis, kostprijs is hoog
D
zon is gratis, het aanleggen van een zonnedak heeft een kleine kosten

Slide 19 - Quizvraag

Geef een voordeel en een nadeel van het gebruik van windenergie
A
produceren door de wind; beweging en elektriciteit, horizonvervuiling door windturbines.
B
maakt gebruik van water, produceert elektriciteit, veel wieken nodig.
C
produceren door de wind; beweging en elektriciteit, hebben geen nadeel
D
produceren meteen elektriciteit, horizonvervuiling

Slide 20 - Quizvraag

Een voordeel en nadeel van aardwarmte
A
gratis, ik weet geen nadeel
B
niet gratis, twee putten nodig die op afstand van elkaar staan, weten waar de buren hun putten hebben geslagen
C
gratis warmte van uit de aarde , twee putten nodig die op afstand van elkaar staan en een warmtewisselaar nodig
D
Leg het maar uit.

Slide 21 - Quizvraag

Leg uit wat kernenergie is, en geef en voordeel en nadeel van deze energie

Slide 22 - Open vraag