Duits basiskennis 2e klas

Duits - basiskennis 
mevr. Van Rijssen
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Duits - basiskennis 
mevr. Van Rijssen

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel:

Aan het einde van deze les  heb je je kennis over de Duitse taal en cultuur weer opgefrist.

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud
Voorstellen
Hobbies
Tellen
Grammatik (der, die, das) (ein/eine) (sein und haben)
Landeskunde
Uhrzeiten



Slide 3 - Tekstslide

Was ist dein Name?

Slide 4 - Woordweb

Stel jezelf in één zin voor in het Duits. (naam en leeftijd). Let op hoofdletters en punten.

Slide 5 - Open vraag

Nogmaals en nu foutloos!
Stel jezelf in één zin voor in het Duits. (naam en leeftijd).

Slide 6 - Open vraag

Wo wohnst du?
Hallo ich bin Claudia und ich bin vierzehn Jahre alt.
Ich wohne mit meinen Familien in Amersfoort. 
Ich wohne in der Hauptstraße in Leusden.

Slide 7 - Tekstslide

Vertel in het Duits in één zin, waar je woont.

Slide 8 - Open vraag

Nogmaals, nu foutloos: Vertel in het Duits in één zin, waar je woont.

Slide 9 - Open vraag

Meine Hobbys
Mijn hobby is ... - Mein Hobby ist ...
Mijn hobby's zijn ... en ... - Meine Hobbys sind ... und ...

Slide 10 - Tekstslide

Hast du ein Hobby?

  • Mein Hobby ist zeichnen
  • Mein Hobby ist You Tube Filme ansehen
  • Mein Hobby ist Musik machen.
  • Meine Hobbys sind Computerspiele spielen und Fußball spielen.
  • Mein Hobbys sind schwimmen und schlafen.

Slide 11 - Tekstslide

Was ist dein Hobby?
Vertel in het Duits wat jouw hobby is of wat je hobby's zijn.

Slide 12 - Open vraag

Noem drie hobby's in het Duits. Let op hoofdletters!

Slide 13 - Woordweb

Tellen in het Duits.
Maak de rij tot 10 af (in Duitse woorden). Eins, zwei, drei.........

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

der
die
das
mannelijk
vrouwelijk en meervoud
onzijdig

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Video

Lidwoord van "Lehrer"

Slide 18 - Open vraag

Lidwoord van "Lehrerin"

Slide 19 - Open vraag

der
der
das
das
die
der
die
das

Slide 20 - Sleepvraag

mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die

Slide 21 - Sleepvraag

Lidwoorden: vul het juiste lidwoord in.
... Pferd

Slide 22 - Open vraag

der
der
das
das
die
der
die
das

Slide 23 - Sleepvraag

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
werkwoorden
D
eigennamen

Slide 24 - Quizvraag

DER (m)
DIE (v)
DAS (o)
DIE (mv)
Schule
Mädchen
Haus
Abend
Kuh
Kaninchen
Möglichkeit
Sommer
Kinder
Aufgaben

Slide 25 - Sleepvraag

Kies uit: ein of eine
....... Mann (m)
Noteer alleen ein of eine

Slide 26 - Open vraag

Kies uit: ein of eine
........... Schlange (v)
Noteer alleen ein of eine

Slide 27 - Open vraag

Ein/eine:
Wanneer gebruik je ein en wanneer eine?

Slide 28 - Open vraag

sein und haben

Slide 29 - Tekstslide

sein und haben
Probeer even de rijtjes in
jouw schrift op te schrijven.
sein
haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 30 - Tekstslide

Wat betekent "ich bin"?

Slide 31 - Open vraag

Wat betekent "ik ben"?

Slide 32 - Open vraag

Wat betekent "er ist"?

Slide 33 - Open vraag

Wat betekent "Sie sind"?

Slide 34 - Open vraag

Wat betekent "jij bent"?

Slide 35 - Open vraag

Uhrzeiten
Het is handig om in het Duits te kunnen vragen of zeggen, hoe laat het is.
De belangrijkste benamingen:
Stunde = uur (altijd)
Uhr = uur (bij kloktijden + horloge)
nach = over
Viertel nach = kwart over
vor = voor
halb = half
Viertel vor = kwart voor

Slide 36 - Tekstslide

Vertaal: Hoe laat is het?
A
Was spät ist es?
B
Hoe spät ist es?
C
Wie spät ist es?

Slide 37 - Quizvraag

.... Spät ist es? Es is viertel nach zwei
A
Wann
B
Wo
C
Wie
D
Woher

Slide 38 - Quizvraag

Wie spät ist es?
Noteer je antwoord in een hele zin
(het is + getallen voluit)

Slide 39 - Open vraag

Wie spät ist es?
Noteer je antwoord in een hele zin
(het is + getallen voluit)

Slide 40 - Open vraag

Wie spät ist es?
Het is drie uur
Het is vijf over drie
Het is kwart over drie
Het is tien voor half vier
Het is half vier
Het is vijf over half vier
Het is kwart voor vier
Het is tien voor vier
Es ist drei Uhr
Es ist fünf nach drei
Es ist Viertel nach drei
Es ist zehn vor halb drei
Es ist halb vier
Es ist fünf nach halb vier
Es ist Viertel vor vier
Es ist zehn vor vier

Slide 41 - Tekstslide

Hoeveel Bundesländer heeft Duitsland?

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Tekstslide

Lidwoorden: vul het juiste lidwoord in.
... Stier

Slide 44 - Open vraag

Kun je al in het Duits tellen?
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 45 - Tekstslide