9. Socialisme

9. Socialisme 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

9. Socialisme 

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Noem kenmerken van het liberalisme

Slide 3 - Open vraag

Wat is belangrijk bij het liberalisme?
A
gelijkheid
B
vrijheid
C
broederschap
D
geloof

Slide 4 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerk van het Liberalisme?
A
Persoonlijke vrijheid
B
Weinig regels voor de economie
C
Actieve rol van de overheid
D
Passieve rol van de overheid

Slide 5 - Quizvraag

Volgens Adam Smith was het de taak van de overheid om ....
A
de economie met allerlei wetten te sturen
B
de eigen economie te beschermen tegen andere landen
C
zich zo min mogelijk te bemoeien met de economie
D
zich actief te bemoeien met de economie

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je omschrijven wie Karl Marx was en zijn ideeën beschrijven. Omschrijven wat het verschil is tussen socialisme en communisme.

Slide 8 - Tekstslide

Socialisme
  • Het socialisme wil betere arbeidsomstandigheden voor fabrieksarbeiders

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Karl Marx
Marx gaat onderzoek doen: 
Conclusies beschreven in:
  • Het Communistisch Manifest (een folder)                -Friedrich Engels 
  • Das Kapital (boek)


Slide 11 - Tekstslide

Wat is communisme/Marxisme
  • Arbeiders aan de macht

  • Alle rijkdommen (ook de fabrieken en de machines) naar de arbeiders

  • Omdat 'rijken' en fabrikanten dit niet zomaar zullen laten gebeuren zal er een revolutie van arbeiders komen, mét geweld. Wereldrevolutie.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is communisme? 
  • Einde aan de klassenmaatschappij (indeling van de maatschappij naar economische positie)

  • Mensen hebben evenveel bezit.

  • Tegen kapitalisme (ergens geld in stoppen met als doel meer geld te verdienen: winst maken). 


Slide 13 - Tekstslide

Wat is communisme?
  • Toen Marx in 1883 stierf was er nog nergens een revolutie van arbeiders geweest en bestond het communisme alleen op papier

  • "Arbeiders aller landen verenigt U"

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Vanaf 1890, ontwikkelen zich twee vormen van socialisme:
  • Communisme
  • Sociaal-democratie of socialisme

Slide 16 - Tekstslide

Communisten
  • Een dictatuur: Samenleving geschikt maken voor het socialisme. 
  • Totaal geen vrijheid meer. Zij weten wat goed is voor iedereen.

Slide 17 - Tekstslide

Sociaal-democraten/Socialisten
  • Aanvaarden parlementaire democratie
  •  Algemeen kiesrecht 
  • Bereid samen te werken met andere partijen. 
  • Niet tegen particulier eigendom van bedrijven
  • Willen dat iedereen gelijke kansen krijgt. 
  • Vakbonden 

Slide 18 - Tekstslide