Vanaf hoek A gezien ligt zijde BC er tegenover en zit zijde AB aan hoek C én de rechte hoek vast.
BC is dus overstaande rechthoekszijde en
AB de aanliggende rechthoekszijde.
AC is de schuine zijde en die doet dus niet mee in de berekening van tangens.
tan hoek A = 0 : A = BC : AB
tan 37o = 3 : AB ( 3 = 6 : 2 )
AB = 3 : tan 37o = 4 cm