Grammatica, tot en met meewerkend voorwerp

Nederlands
Adelbertles brugklas en 2t
'Aan de slag met grammatica'
Les 2: zinsdelen; hoe zat het ook al weer
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Adelbertles brugklas en 2t
'Aan de slag met grammatica'
Les 2: zinsdelen; hoe zat het ook al weer

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

- je kent de zinsdelen: pv, ow, wg, lv en mw en kunt zinnen in zinsdelen verdelen
- je weet wat de rollen van verschillende zinsdelen zijn
- je overlegt en besluit samen welk spel jullie gaan maken

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke zinsdelen ken je al?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Stappen om zinnen te ontleden
  1. Persoonsvorm
  2. Zinsdelen
  3. Onderwerp
  4. Werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde
  5. Lijdend voorwerp (alleen bij een werkwoordelijk gezegde)
  6. Meewerkend voorwerp


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

fietsen
schoppen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 iemand fietst
 iemand schopt iets 
(of iemand)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

geven
vertellen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 geven
gever - cadeau- ontvanger
vertellen
verteller -verhaal- luisteraar

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik denk dat ik het wel snap?
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Samen oefenen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de pv?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
verdwaalde
B
toerist
C
vroeg
D
de weg

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gezegde?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
vroeg
C
de weg
D
aan de politie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het ow?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
vroeg
C
de weg
D
aan de politie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lijdend voorwerp?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
de politie
C
vroeg
D
de weg

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
de politie
C
vroeg
D
de weg

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dus, welke stappen zetten we om 
het lijdend voorwerp te vinden?
  1. Zoek de pv!
  2. Wat is het onderwerp van de zin?
  3. Wat is het werkwoordelijk gezegde? (Bedenk wat en wie het werkwoord nodig heeft in de zin.)
  4. Stel de vraag: Wat (of wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
  5. Antwoord = lijdend voorwerp.

  • Let op: afstanden, gewichten en maten kunnen nooit lijdend voorwerp zijn!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergeet niet de zin in zinsdelen te verdelen


  • De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie. 

  • De verdwaalde toerist / vroeg / de weg / aan de politie. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En het meewerkend voorwerp 
Mw geeft aan voor wie iets bestemd is:

  1. Je weet wat het onderwerp, gezegde en lijdend voorwerp is.
  2. Stel daarna de vraag: Aan/Voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? 
  3. Controleer of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, mededelen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).


Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk je overzicht over grammatica
Ons overzicht klopt helemaal
Ons overzicht klopt deels, we moeten het nog aanvullen
Ons overzicht klopt helemaal niet, wij maken een nieuwe.

Slide 20 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Een spel maken om grammatica te oefenen

Bedenk in je groepje wat voor soort spel jullie gaan maken waarmee de grammatica geoefend kan worden.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenwerken als groep
Niet naast elkaar, maar met elkaar!
Iedere week heb je een andere rol tijdens het samenwerken:
  • schrijver 
  • organisator
  • controleur
  • tijdswaarnemer

Slide 22 - Tekstslide

schrijver: maakt de aantekeningen/schrijft alles op
organisator: verdeelt het werk/de taken over de groep
controleur: controleert of iedereen het snapt
tijdswaarnemer: bewaakt de tijd en zorgt dat iedereen aan het woord komt
Kunnen jullie aan de slag?
-1100

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen gehaald?

- je kent de zinsdelen: pv, ow, wg, lv en mw en kunt zinnen in zinsdelen verdelen
- je weet wat de rollen van verschillende zinsdelen zijn
- je overlegt en besluit samen welk spel jullie gaan maken

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen gehaald?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik op de samenwerking

Schrijf in je schrift:

  1. Welke rol had je vandaag tijdens het samenwerken?
  2. Vond je dit een fijne rol? Leg uit waarom wel of niet.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronden

Zijn er vragen?

Sla je ideeën goed op.
Sluit de laptop af en pak je agenda.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 

Werk jullie idee uit, zodat jullie tijdens de volgende les jullie het spel kunnen gaan maken.

Spullen die jullie kunnen gebruiken om het spel te maken: laptops, papier, scharen, lijm en tekenmateriaal.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Ruim je laptop netjes op in de kar.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies