samen oefenen (in tweetallen)
1. kijk naar het plaatje. Noteer bij de afbeelding drie zinnen van ten minsten zes woorden. In elke zin moet ten minste één lidwoord, één zelfstandig naamwoord en één werkwoord staan.
2. lees de zinnen van je klasgenoot en controleer. Wat is goed/fout?