Demografie project klas 3

Bevolking BB 148 t/m 157

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bevolking BB 148 t/m 157

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelvragen van deze les
  1. Wat is de definitie van demografie?
  2. Wat is er in een bevolkingsdiagram af te lezen?
  3. Waardoor kan de bevolkingsgroei beinvloed worden?
  4. Wat is de reden voor het gebruik van sterfte- en geboortecijfer? 
  5. Hoe noem je het verschil tussen het sterfte- en geboortecijfer? 
  6. Hoe wordt de groei van de  bevolking berekend?




Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

 Je kunt de bevolkingscijfers op twee manieren weergeven:
● In de middelste kolom staan de bevolkingscijfers van Duitsland in absolute getallen. Daarbij gaat het om aantallen of hoeveelheden. De Duitse bevolking groeide in 2015 met 975 × 1.000 inwoners = 975.000 inwoners.

● In de rechterkolom staan de bevolkingscijfers in relatieve getallen. Daarbij gaat het om promillages (per 1.000 of ‰). Een bevolkingsgroei van 12‰ betekent dat er per duizend inwoners gemiddeld 12 mensen bij zijn gekomen.

Slide 4 - Tekstslide

Demografie
Definitie:
Grieks: dèmos  = volk 
                graphoo = beschrijven

Demografie is de wetenschap die de bevolkingsaantallen bestudeert. Demografen bestuderen bijvoorbeeld de aantallen geboorten en sterfgevallen en het aantal mensen dat verhuist. Ook kijken ze naar leeftijd, geslacht, godsdienst, opleiding, herkomst en spreiding van de bevolking.

Slide 5 - Tekstslide

Natuurlijke bevolkingsgroei 
Geboortecijfer
Het geboortecijfer is het gemiddelde aantal geboorten per duizend inwoners per jaar. Het gaat dus om een promillage (‰).
Geboorte - Sterfte =
Als er in een jaar meer mensen geboren worden dan dat er mensen sterven, is er een geboorteoverschot. Is het omgekeerde het geval, dan spreek je van een sterfteoverschot.
Sterftecijfer
Het sterftecijfer is het gemiddelde aantal sterfgevallen per jaar per duizend inwoners.

Slide 6 - Tekstslide

geboortecijfer = aantal geboorten / aantal inwoners x 1.000 


Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 1: Bevolkingsgroei Nederland en Indonesie 
  • tweetal

  • gebruik atlas, eigen kennis en het internet


  1. Welk land heeft een hoger geboortecijfer en sterftecijfer?
  2. Door welke invloeden kunnen het deze cijfers beinvloed worden?
  3. In welk land groeit de totale bevolking het snelst? 




timer
7:30

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2: Rekenen met de cijfers van Indonesie
  • tweetal

  • gebruik  je eigen kennis 
  • Basisboek


  1. Inwoner aantal: 265.000.000
  2. geboortecijfer: 16
  3. sterftecijfer: 7








timer
7:30
Wat is de totale bevolking na een jaar? Geef ook de berekening!

Slide 9 - Tekstslide

Sociale bevolkingsgroei
Emigatiecijfer
Het aantal mensen dat definitief uit een land vertrekt per 1000 inwoners/ jaar.

Emigratiecijfer is een relatief getal. Relatief is een gemiddelde waardoor het makkelijk is om landen met elkaar te vergelijken
Immigratiecijfer
Het aantal mensen dat zich in een land definitief heeft gevestigd per 1000 inwoners/ jaar.

Immigratiecijfer is een relatief getal. Relatief is een gemiddelde waardoor het makkelijk is om landen met elkaar te vergelijken

Emigratie - Immigratie =
Emigratie - Immigratie = migratiesaldo

Slide 10 - Tekstslide

Natuurlijke bevolkingsgroei
Emigratiecijfer

Geboortecijfer

Sterftecijfer

Immigratiecijfer

Migratiesaldo
Totale bevolkingsgroei

Slide 11 - Sleepvraag

Demografisch transitiemodel

Slide 12 - Tekstslide

Wat is geen kenmerk van fase 2 van het demografisch transitiemodel?
A
het geboortecijfer daalt
B
het sterftecijfer daalt
C
de bevolkingsomvang neemt toe
D
er is minder kindersterfte

Slide 13 - Quizvraag

Aan het eind van welke fase van het demografisch transitiemodel is het geboorteoverschot het grootst?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 14 - Quizvraag

De bevolkingsgrafiek van een land geeft een aanwijzing over zijn positie in het demografisch transitiemodel en zegt ook iets over de ontwikkelingsgraad.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Bij welke fase van het demografisch transitiemodel begint het geboortecijfer te dalen?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 16 - Quizvraag

Bekijk de leeftijdsdiagram van India. In welke fase van het demografisch transitiemodel zit deze leeftijdsdiagram?
A
Fase 1
B
Fase 2
C
Fase 3
D
Fase 4

Slide 17 - Quizvraag

Bij welke fase van het demografisch transitiemodel past de volgende bevolkingsdiagram?
A
fase 1
B
fase 2
C
fase 3
D
fase 4

Slide 18 - Quizvraag

Welke fase van het transitiemodel?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 19 - Quizvraag

Welke fase van het transitiemodel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quizvraag

Leerdoelen
  • soorten migratiestromen 
  • Wat is een emigrant en een immigrant
  • Om welke redenen verhuizen mensen

Slide 21 - Tekstslide

Immigratie & Emigratie 




Binnenlandse migratie = verhuizen binnen eigen land
Buitenlandse migratie =  verhuizen naar het buitenland
Immigratie = in een land komen wonen
Emigratie = uit een land vertrekken 

Slide 22 - Tekstslide

Pullfactoren

Slide 23 - Tekstslide

Pushfactoren

Slide 24 - Tekstslide

Binnenlandse migratie:
verhuizen binnen land
Buitenlandse migratie:
verhuizen naar een ander land

Slide 25 - Tekstslide

Carlos = emigrant
Iemand die zijn land verlaat en zich in een ander land vestigt.

Slide 26 - Tekstslide

Carlos in VS = Immigrant
Iemand die een land binnenkomt en zich daar vestigt.
Sociale bevolkingsgroei: de groei in een land door migratie.

Natuurlijke bevolkingsgroei: de groei in een land door geboorten.

Slide 27 - Tekstslide

Economische migratie

Slide 28 - Tekstslide

Economische migratie
Veel mensen willen in een ander gebied werk zoeken en een goed inkomen verdienen. Ze verhuizen om economische redenen. Zij zijn economische migranten.

■ Arbeidsmigranten die maar enkele weken of maanden blijven, doen aan seizoenmigratie: voor een korte periode verblijven ze in een ander gebied om daar te werken. 

Slide 29 - Tekstslide

Politieke migratie

Slide 30 - Tekstslide

Politieke migratie
Miljoenen mensen vluchten uit hun land om politieke redenen. Ze gaan weg, omdat ze niet meer veilig zijn in hun eigen land. Mensen die wegens oorlog, of wegens hun godsdienst, etnische groep, nationaliteit, seksuele geaardheid of meningsuiting vertrekken, zijn vluchtelingen.
Zijn ze op de vlucht in hun eigen land, dan noem je ze ontheemden.

Slide 31 - Tekstslide

Sociale migratie

Slide 32 - Tekstslide

Sociale migratie
► Als mensen verhuizen om bij familie of vrienden te gaan wonen, noem je dat sociale migratie. Dat gebeurt bijvoorbeeld in een gezin. Bij gezinsvorming gaat iemand samenleven met een partner uit een ander land. Het bekendste voorbeeld is koning Willem-Alexander die is getrouwd met koningin Máxima uit Argentinië. Ook zijn er veel migranten die trouwen met iemand uit hun land van herkomst, bijvoorbeeld uit Turkije of Marokko. Bij gezinshereniging laat een migrant zijn partner en/of kinderen uit het land van herkomst naar het nieuwe land komen. Als de ene migratie leidt tot een volgende migratie, spreek je van kettingmigratie.

Slide 33 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid
Hoe meer mensen per km2, hoe hoger de bevolkingsdichtheid.

De bevolkingsdichtheid is het aantal mensen in een gebied, gedeeld door het aantal vierkante kilometers.
Dus in Nederland >>
17.280.397 / 41.543 = 416 inwoners per km2.

Slide 34 - Tekstslide

Iran heeft 85 miljoen inwoners, en is 1.628.750 km². De bevolkingsdichtheid is...

Slide 35 - Open vraag