I know the three different past tenses. I can use the three past tenses in English.
Slide 2 - Tekstslide
Three past tenses
The past simple
The past continuous
The present perfect
Slide 3 - Tekstslide
Past simple
Verleden tijd. Zeggen dat iets in het verleden is gebeurt en nu is afgelopen. Tijdsbepaling in de zin zoals yesterday, in 2020.
Werkwoord in de past simple: - regelmatig ww > + ed > worked - onregelmatig ww > 2e rijtje > go verandert in went
Slide 4 - Tekstslide
Past simple
I worked at the supermarket yesterday.
She saw me at the soccer game last Friday.
Slide 5 - Tekstslide
Past continuous
-De past continuous is een vorm van de verleden tijd, net als de past simple. - Je gebruikt deze verleden tijd als je zegt dat iets voor langere tijd in het verleden aan de gang was. Het is nu afgelopen.
- Wat doe je met de wwen? was/were + (werkwoord + ing)
Slide 6 - Tekstslide
Examples past continous
Yesterday I was reading a book. She was enjoying the party. We were watching the match on TV.
Je kiest was of were, afhankelijk van het persoonlijk vnw. Aan het tweede werkwoord voeg je + ing toe.
Slide 7 - Tekstslide
Let goed op!
-Je kiest eerst uit was/were. Welke past bij het persoonlijk vnw? - Je voegt altijd -ing toe aan het tweede werkwoord.
Er is een spellingsregel: - eindigt een werkwoord op een -e? Dan haal je die weg en dan voeg je +ing toe. create > creating.
Slide 8 - Tekstslide
Samen in één zin.
Hoe gebruik je de past simple en past continuous in één zin? Er staan twee activiteiten in een zin die zich allebei in de verleden tijd afspelen.
Voor de activiteit die zich het langst afspeelt > past continuous. Voor de korte, plotselinge activiteit > past simple
Slide 9 - Tekstslide
Examples
He was doing his homework when he saw a rainbow.
I was taking a shower when the phone rang. They were talking about football when Michael got angry. He walked into the room when his sister was reading a book.
Let op! De lange activiteit staat niet altijd in het eerste gedeelte van een Engelse zin.
Slide 10 - Tekstslide
Gebruik present perfect
- Om aan te geven dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is. - Iets is net gebeurd en je ziet daar nu het resultaat van.
- ervaringen - Er staat niet in de zin wanneer het is gebeurd.
- Het resultaat is belangrijker dan wanneer het gebeurde.
Slide 11 - Tekstslide
Voorbeelden
I have played the piano since I was six. ( in het verleden begonnen en nu nog aan de gang)
I am happy because I have passed my exams. (resultaat van iets dat net is gebeurd)
Slide 12 - Tekstslide
Present perfect
Een present perfect bestaat altijd uit deze formule.
Have/Has + voltooid deelwoord.
I, you, we, you, they have He, she, it has
Slide 13 - Tekstslide
Voltooid deelwoord vormen
Bij de present perfect vorm je een voltooid deelwoord als tweede werkwoord.
Regelmatig ww: + ed > I have worked Onregelmatig ww: 3e rijtje > I have seen (van to saw).
Slide 14 - Tekstslide
Sleutelwoorden
Deze woorden geven aan dat de gebeurtenis in de zin nog niet is afgelopen:
for ever
since never just how long yet already always
Slide 15 - Tekstslide
Even kort samengevat
Bij de Past Simple is het dus al afgelopen en bij de Present Perfect is het nog bezig of van toepassing