V4: 5.18 t/m 5.21

Box 2:
Wanneer iemand meer dan 5% aandelen heeft in een BV, wordt in box 2 hierover belasting berekend. Deze box zal in een opgave niet snel voorkomen.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Box 2:
Wanneer iemand meer dan 5% aandelen heeft in een BV, wordt in box 2 hierover belasting berekend. Deze box zal in een opgave niet snel voorkomen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Box 3:
Spaarrekeningen, bezit van aandelen, een tweede huis, zijn allemaal voorbeelden van vermogen.
Ook vermogen levert inkomen op. Namelijk rente, huur of dividend. Om die reden wordt vermogen ook belast.
Hiervoor geldt echter een bijzondere berekening.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De belastingdienst gaat uit van een (verzonnen) rendement op het vermogen. Bij dat rendement wordt ook rekening gehouden dat in de praktijk grote vermogens vaak meer rendement opleveren dan kleine vermogens. Daarom berekent de belastingdienst het (verzonnen) inkomen over het vermogen uit met een progressief schijventarief. Net als in box 1.

Het (verzonnen) inkomen wordt vervolgens belast met 30% belasting.
Het vermogen waarover belasting moet worden betaald, wordt gemeten op 1 januari van het belastingjaar.

Over de eerste € 30.846 hoef je geen belasting te betalen. Als je dus spaargeld dat lager is dan dit bedrag, hoef je niets te betalen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Johan heeft op 1 januari €3.000 op zijn betaalrekening staan. Daarover ontvangt hij geen rente. Op zijn spaarrekening bij diezelfde bank staat € 12.000. Daarover vergoedt de bank een half procent rente per jaar. Sinds enkele jaren belegt Johan in aandelen. Op 1 januari hadden deze aandelen een waarde van €110.000. Het dividend daarover bedroeg 3%. Aan zijn moeder wil het geld graag terug maar vraagt geen rente. Bereken de vermogensrendementsheffing die Johan verschuldigd is op 1 januari.
Doutzen Kroes heeft een vermogen van € 26 miljoen. Bereken hoeveel vermogensrendementsheffing zij moet betalen. Vul alleen het getal in. Zonder € of .

Slide 4 - Open vraag

Vermogen Doutzen
- vrijstelling
= Belastbaar vermogen
Schijf 1 = ........ x 1,8% = 
Schijf 2 = ........ x 4,22 % = 
Schijf 3 = ......... x 5,33% = 
Totaal fictief rendement = 
Heffingstarief = 30%
VRH = € ......
Vermogen: 26 miljoen

Schijf 0 = €30.846 (vrijstelling, dus geen belasting
Schijf 1 = €72.797 ( x laag fictief rendenement)
Schijf 2 = €932.775 (x middel fictief rendement)
Schijf 3= € 24.994.428 (x hoog fictief rendement)

72.797 + 932.775 + 24.994.428 = € 26.000.000 vermogen
Doutzen Kroes heeft een vermogen van € 26 miljoen. Bereken hoeveel vermogensrendementsheffing zij moet betalen.
Vermogen = € 26 miljoen
- vrijstelling = €30.846
= belastbaar vermogen = € 25.969.154
Schijf 1 = € 72.797 x 1,8% = € 1.310
Schijf 2 = € 932.775 x 4,22% = € 39.363
Schijf 3 = € 24.994.428 x 5,33% = € 1.332.203
Totaal fictief rendement = € 1.372.876
Heffingstarief = 30%
VRH = € 1.372.876 x 30% = € 411.862

Slide 5 - Tekstslide

Vermogen Doutzen
- vrijstelling
= Belastbaar vermogen
Schijf 1 = ........ x 1,8% = 
Schijf 2 = ........ x 4,22 % = 
Schijf 3 = ......... x 5,33% = 
Totaal fictief rendement = 
Heffingstarief = 30%
VRH = € ......
De Consumptie Prijs Index stijgt van 103 naar 105.
Het nominaal inkomen van Karin stijgt van € 22.000 naar € 26.400.
Hoeveel procent stijgt het reële inkomen van Karin?
A
15%
B
17,6%
C
17,7%
D
18,7%

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gegevens van het Statistisch Bureau in een bepaald land (gemiddeld werknemersgezin): zie bron.

Bereken de Consumentenprijsindex voor 2019 (afronden op een decimaal).

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke wijze zal een meer aanvaardbare vermogensverdeling leiden tot inkomensnivellering?
A
Vermogen is een onderdeel van het inkomen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.
B
Het inkomen is een onderdeel van het vermogen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.
C
Uit vermogen ontstaat ook inkomen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.
D
Uit inkomen ontstaat ook vermogen, hierdoor zal de inkomensverdeling ook gelijker worden.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In 2019 is het nominaal inkomen van Henk Grim met 2% gestegen ten opzichte van 2018. Het prijsindexcijfer over 2018 was 112,3 en in 2019 was dit 116,7.
Bereken de verandering van het reëel inkomen van Henk Grim over 2019 en bepaal of het hier een stijging dan wel een daling betreft.
A
Gestegen met 2,4%
B
Gedaald met 1,85%
C
Gedaald met 29,7%
D
Gedaald met 2,4%

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het CBS publiceert verschillende reeksen inflatiecijfers.
Bijvoorbeeld een voor alle werknemersgezinnen en een voor alle huishoudens. Het verschil tussen deze twee reeksen is ......
A
dat de wegingsfactoren verschillend zijn, en dus ook de inflatiecijfers.
B
dat de partiële prijsindexcijfers verschillend zijn, en dus ook de inflatiecijfers.
C
dat de wegingsfactoren verschillend zijn, maar niet de inflatiecijfers.
D
dat de partiële prijsindexcijfers verschillend zijn, maar niet de inflatiecijfers.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies