In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Monday 16 November
* look back at previous quarter
* look forward to next quarter
Slide 1 - Tekstslide
Last quarter
* Any questions on your results?
* Any remarks on the lessons?
Slide 2 - Tekstslide
Next quarter
* listening test (next week)
* test on chapters 13 & 14 (in one test)
* writing assignment
The listening test applies to quarter 1 but we didn't have time for that.
The test will be on vocab, grammar and maybe one small writing assignment.
The writing assignment that is to be handed in, will be about 300-350 words, we will practise before and I will let you know the assignment in time.
Slide 3 - Tekstslide
Grammar: past perfect
Vergelijk met present perfect:
Ik ben naar school gegaan. I have gone to school.
Hij heeft gewerkt. He has worked.
Wij hebben gekocht. We have bought.
* Book B p. 163/164
* vorm: had + voltooid deelwoord (regelmatig: ww+ed, onregelmatig: eigen vorm)
* gebruik:
- om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd.
- om aan te geven dat verschillende gebeurtenissen in het verleden hebben plaatsgevonden
Slide 4 - Tekstslide
Past Perfect, voorbeelden
* I had written a letter earlier that day.
* They had never seen that man before.
* She knew she had made a mistake.
Steeds één gebeurtenis
Had + voltooid deelwoord
Aandachtspunten:
* had + voltooid deelwoord
* voltooid deelwoord: werkwoord + ed of eigen vorm (onregelmatig)
Slide 5 - Tekstslide
Past Perfect voorbeelden
He talked to her after he had let her down first.
They went home after they had done the dishes.
I spoke to my sister after we had had an argument.
In deze zinnen is sprake van twee gebeurtenissen:
past simple = gewone verleden tijd
past perfect = voltooid verleden tijd
Past simple en past perfect geven de volgorde van de gebeurtenissen aan.
Eerst had ik ruzie gehad met mijn zus (past perfect), daarna sprak ik haar (past simple).
Ik sprak mijn zus (past simple) nadat ik ruzie met haar had gehad (past perfect).
Welk stukje je eerst schrijft maakt niet uit, door de tijden in het werkwoord zie je welke gebeurtenis eerst heeft plaatsgevonden.
Slide 6 - Tekstslide
Irregular verbs
1. Verb = werkwoord. Een Engels werkwoord begint altijd met "to". To be = zijn, to dance = dansen.
2. past simple: de verleden tijd (bv ging)
3. past participle: voltooid deelwoord (bv gegaan)
verb
past simple
past participle
to go
went
gone
to be
was/were
been
to speak
spoke
spoken
to have
had
had
Slide 7 - Tekstslide
Irregular verbs
Verleden tijden in het Engels:
* regelmatig: ww + ed
* onregelmatig: eigen vorm
De onregelmatige werkwoorden moet je uit je hoofd leren. In deze lessen vind je de meest voorkomende.
Geef verleden tijd en voltooid deelwoord.
Slide 8 - Tekstslide
Vertaal: hij was gegaan.
Slide 9 - Open vraag
Vertaal: Wij hadden een auto gekocht.
Slide 10 - Open vraag
Vertaal: ik had die dag een brief geschreven.
Slide 11 - Open vraag
Questions so far?
We'll practise in class.
Slide 12 - Tekstslide
Listening test (next week)
Available suitabledurableexpensive
scatter spurs requirements
Eventual soil remove collapse
swallow determinegrow abbreviations
amount cordless
In order to better understand the monologues in the listening test, it is important that you know the meaning of these words. You can study them in Quizlet.
Online, it's already in your planning on Nu Engels.
If necessary, listen more than once. The first time, just get a general idea of what is talked about. Then read the questions and focus on the information you need.