Tekst 18A Een bezoek aan Kirke

Reflectie- en oefenvragen bij tekst 18a
Deze vragen maak je als reflectie op je eigen vertaling van 18a, regel 1-9. Ze helpen je bij het doorgronden van de tekst én geven je een voorproefje van het soort vragen dat je op de toets kunt verwachten. Succes!
Een bezoek aan Kirke
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Reflectie- en oefenvragen bij tekst 18a
Deze vragen maak je als reflectie op je eigen vertaling van 18a, regel 1-9. Ze helpen je bij het doorgronden van de tekst én geven je een voorproefje van het soort vragen dat je op de toets kunt verwachten. Succes!
Een bezoek aan Kirke

Slide 1 - Tekstslide

r. 1 τὴν νῆσον
In welke naamval staat dit woord?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 2 - Quizvraag

r. 1 Ἔνθεν ἐπλέομεν tot en met Αἰαίαν
Wat is de beste vertaling van dit tekstelement?
A
Daarvandaan zijn we naar het eiland Aiaia gevaren
B
Daarvandaan voeren we naar het eiland Aiaia

Slide 3 - Quizvraag

r. 2 δεινὴ θεός
Wat is de beste vertaling van dit tekstelement?
A
de verschrikkelijke god
B
de verschrikkelijke godin
C
een verschrikkelijke god
D
een verschrikkelijke godin

Slide 4 - Quizvraag

r. 2 en 4: μὲν...δ'
Wat is de beste vertaling van dit tekstelement?
A
eerst...daarna
B
enerzijds...anderzijds
C
hoewel...toch
D
noch...noch

Slide 5 - Quizvraag

r. 4 αὐτος
In welke naamval staat dit woord?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 6 - Quizvraag

r. 4 τῶν ἄλλων
In welke naamval staat dit woord?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 7 - Quizvraag

r. 4 τῶν ἄλλων
Wat is de beste vertaling van dit tekstelement?
A
allen
B
alle anderen
C
de andere
D
de anderen

Slide 8 - Quizvraag

r. 4: τῷ πλοίῳ
Wat verklaart het naamvalsgebruik van dit woord?
A
het volgt op een voorzetsel dat met de dativus gaat
B
het is een meewerkend voorwerp
C
het is een belanghebbend voorwerp
D
het volgt op een werkwoord dat met de dativus gaat

Slide 9 - Quizvraag

r. 6 χώρᾳ
In welke naamval staat dit woord?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 10 - Quizvraag

r. 5 εὑρίσκουσιν
Dit werkwoord staat plotseling in het praesens, hoewel de rest van het verhaal in de verleden tijd staat. Wat is hier aan de hand?
A
Dit is een onbedoeld gevolg van de orale traditie: bij het doorvertellen van de Odyssee heeft iemand een foutje gemaakt.
B
Dit is een praesens historicum en dat zorgt ervoor dat je als lezer directer bij de gebeurtenis betrokken bent: alsof je ooggetuige bent van wat er gebeurt.
C
Dit is een zogeheten 'verbum defectum': een werkwoord waar geen verleden tijden van bestaan. De Grieken konden dit werkwoord dus alleen maar in het praesens gebruiken.
D
Dit is helemaal geen praesens, maar een imperfectum! Maar doordat het woord met een tweeklank begint, is het augment niet zichtbaar verlengd.

Slide 11 - Quizvraag

r. 2 6-7: Περὶ δε tot en met λέοντες ἦσαν.
Wat is de beste vertaling van dit tekstelement?
A
En rondom haar huis zijn veel wolven en leeuwen.
B
En rondom haar huis waren veel wolven en leeuwen.
C
En rondom haar huis zijn veel wolven en leeuwen geweest.
D
En rondom haar huis waren veel wolven en leeuwen geweest.

Slide 12 - Quizvraag

r. 2 6-7: λύκοι τε καὶ λέοντες
Welk woord typeert het beste hun gedrag in regel 6-9?
A
agressief
B
angstig
C
afwachtend
D
aanhankelijk

Slide 13 - Quizvraag

r. 7 οἱ ἑταῖροι
In welke naamval staat dit woord?
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus

Slide 14 - Quizvraag

r. 7: αὐτοῖς
Wat verklaart het naamvalsgebruik van dit woord?
A
het is een bijwoordelijke bepaling
B
het is een meewerkend voorwerp
C
het is een belanghebbend voorwerp
D
het volgt op een werkwoord dat met de dativus gaat

Slide 15 - Quizvraag

r. 8: οὐραῖς μακραῖς
Wat verklaart het naamvalsgebruik van dit woord?
A
het is een bijwoordelijke bepaling
B
het is een meewerkend voorwerp
C
het is een belanghebbend voorwerp
D
het volgt op een werkwoord dat met de dativus gaat

Slide 16 - Quizvraag

r. 7: οὕτοι
Wie wordt of wie worden hiermee bedoeld?
A
Kirke
B
Odysseus
C
de leeuwen en wolven
D
de makkers van Odysseus

Slide 17 - Quizvraag

r. 7: αὐτοῖς
Wie wordt of wie worden hiermee bedoeld?
A
Kirke
B
Odysseus
C
de leeuwen en wolven
D
de makkers van Odysseus

Slide 18 - Quizvraag

regel 9: ὥσπερ κύνες. Dit betekent: 'zoals honden'.

A. Wie of wat wordt er vergeleken met honden?
B. Wat is de overeenkomst tussen honden en wie of wat er met honden vergeleken wordt?

Slide 19 - Open vraag

r. 9: Κίρκη γὰρ αὐτοὺς ἔθελξεν.
Aan welk Grieks woord kun je zien dat deze zin een verklaring bevat?
A
Κίρκη
B
γὰρ
C
αὐτοὺς
D
ἔθελξεν

Slide 20 - Quizvraag

In dit verhaal wordt Kirke gepresenteerd als een femme fatale: een verleidelijke maar gevaarlijke vrouw.
Citeer twee Griekse woorden uit regel 1-6 die de verleidelijke schoonheid van Kirke en haar omgeving benadrukken.
Doe dat door de Griekse woorden met Nederlandse letters te typen.
Noteer ook de regelnummers.

Slide 21 - Open vraag

In dit verhaal wordt Kirke gepresenteerd als een femme fatale: een verleidelijke maar gevaarlijke vrouw.
Citeer twee Griekse woorden uit regel 1-9 die Kirkes gevaarlijke kant benadrukken.
Doe dat door de Griekse woorden met Nederlandse letters te typen.
Noteer ook de regelnummers.

Slide 22 - Open vraag

De vrouwen van Odysseus
Kirke was niet de enige vrouw die Odysseus op zijn reizen heeft ontmoet. De volgende vragen gaan over andere vrouwen in het leven van Odysseus.

Slide 23 - Tekstslide

Wat was de naam van de gevleugelde vrouwen die met hun betoverende gezang zeelieden te pletter probeerden te laten slaan op de rotsen?

Slide 24 - Open vraag

Wat was de naam van de nimf die Odysseus maar liefst zeven jaar gevangen had gehouden op haar eiland, voordat hij zijn reis naar huis kon vervolgen?

Slide 25 - Open vraag

Hoe heet de echtgenote van Odysseus die thuis op hem zit te wachten?

Slide 26 - Open vraag

Hoe heet de prinses van de Faiaken door wie Odysseus gastvrij ontvangen is, en van wie hij eten en kleding heeft gekregen?

Slide 27 - Open vraag

Hoe heet het monsterachtige wezen, wonend tegenover de draaikolk Charybdis, dat vanaf de rotsen een aantal makkers van Odysseus heeft opgegeten?
Ooit, zo gaat het verhaal, was zij een mooie nimf... Maar Kirke zou haar betoverd hebben waardoor er uit haar lijf hondenkoppen en slangen zijn gegroeid.

Slide 28 - Open vraag