- Aanduiden van gewoontes/tradities en herhaalde handelingen in het verleden. Cuando éramos pequeños, todos los domingos íbamos al río.
Toen we klein waren gingen we elke zondag naar de rivier.
- Beschrijven van mensen, dingen en omstandigheden in het verleden (achtergrondinformatie).
Hacía un frío horrible y la noche estaba muy oscura.
Het was ontzettend koud en het was een heel donkere nacht.
Había muchos turistas en la ciudad.
Er waren veel toeristen in de stad.