oefentoetsles 2M

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom

Lesdoel

- Je bereidt je voor op de toets 

Lesprogramma

- Welkom en introductie (5 min)

- Terugblik en huiswerk (5 min)

- Zelfstandig werken (toetsvoorbereiding) (35 min)

- Quiz (15 min)

- Afsluiting (5 min)

Terugblik

Oefentoets

Huiswerk

Opdracht 3

1  legendarische quotes 

2  attractief affiche 

3 applaudisseren capaciteiten

4 repertoire futuristische visie 

5 virtuele sympathiek 

6 onmiddellijk firmament

Zorg dat je de spelling van deze woorden goed kent voor de toets!

Uitleg

- Neem de theorie door (i.v.m. kennisvragen)

- Extra uitleg: Lezen, ontleden

- Bepaal wat je extra wilt oefenen en pak oefenmateriaal

Afspraken:

Het is stil in de klas (vragen: op fluistertoon)

Hoe geeft de schrijver tekstverbanden aan?

1. Functiewoorden
2. Doewoorden
3. Signaalwoorden
4. Niet

Dus is een signaalwoord van een...

1. concluderend verband
2. redengevend verband
3. doel-middel verband
4. chronologisch verband

'Maar' geeft een

1. opsommend verband
2. tegenstellend verband
3. redengevend verband
4. uitleggend verband

'doordat' is een

1. redengevend verband
2. vergelijkend verband
3. uitleggend verband
4. oorzakelijk verband

Kies het juiste antwoord.
Kortom: waar komen onze straatnamen eigenlijk vandaan?

1. concluderend verband
2. redengevend verband
3. oorzakelijk verband

Wij hebben ons vergist.
wij =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Het is jouw boek.

Jouw =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord

Wat voor soort woord is hem?

Tekst

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. bijvoeglijk voornaamwoord
4. voorzetsel

Wie haalt jullie op?

Wat voor soort is het woord JULLIE?

1. aanwijzend voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. persoonlijk voornaamwoord
4. vragend voornaamwoord

Wat doet een verwijswoord?

1. Een verwijswoord verwijst je naar een volgende tekst.
2. Een verwijswoord verwijst naar iets dat eerder in de tekst genoemd is.

synoniem voor aangekomen

1. gearriveerd
2. geland

Als je een uitleg of toelichting geeft van iets gebruik je?

1. Dubbelepunt
2. Komma
3. Puntkomma
4. Punt

Waardoor kun je vaak een puntkomma vervangen?

1. een komma
2. en
3. je kunt de puntkomma niet vervangen

Een puntkomma (;) betekent dat er een voorbeeld komt.

1. juist
2. onjuist

De toets ging erg goed * ik verwacht minimaal een 9.

1. punt
2. komma
3. puntkomma
4. dubbele punt

Ik kijk de toetsen pas morgen na * want ik heb nu geen tijd.

1. punt
2. komma
3. puntkomma
4. dubbele punt

Een puntkomma gebruik je......

1. bij een opsomming
2. bij een gedachte
3. bij het begin van een zin
4. om twee zinnen te verbinden

Tussen twee persoonsvormen zet je een komma.

1. Juist
2. Onjuist

9. Denkt Floris aan het feest van gisteren?

Bron: ww.berktekst.nl

1. OPA
2. APO
3. POA
4. PAO

1. De leerlingen wisten het antwoord niet.

Bron: Berktekst.nl

1. OPA
2. POA
3. APO
4. PAO

Hoe noemen we het accent op het volgende woord: crêpe

1. accent grave
2. accent circonflexe
3. accent aigu

Welke werkwoordspellingsregels gebruik je bij Engelse werkwoorden?

1. De 'normale' Nederlandse
2. De Engelse

Engelse werkwoorden moet je hetzelfde vervoegen als Nederlandse werkwoorden

1. Juist
2. Onjuist

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie (racen)

1. raceten
2. racetten
3. raceden

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (racen)

1. racte
2. racette
3. racde
4. racete

Wat ontbreekt er bij de gebiedende wijs?

1. persoonsvorm
2. lijdend voorwerp
3. onderwerp
4. werkwoord

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.

1. hoofdzin + hoofdzin
2. bijzin + hoofdzin
3. hoofdzin + bijzin
4. bijzin + bijzin

Toen ik naar huis ging, regende het ontzettend hard, waardoor ik nat werd.

1. Hoofdzin + hoofdzin + Hoofdzin
2. Hoofdzin + Hoofdzin + Bijzin
3. Bijzin + Hoofdzin + Bijzin
4. Bijzin + Bijzin + Hoofdzin

Wat is geen nevenschikkend voegwoord?

1. En
2. Maar
3. Of
4. Terwijl

Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.

1. nevenschikkend voegwoord
2. onderschikkend voegwoord

Ik was de groenten, terwijl zij het vlees bakt.

1. nevenschikkend voegwoord
2. onderschikkend voegwoord

Afsluiting

Dinsdag 26 november toets: meenemen: pen (blauw of zwart), toetspapier en leesboek 

Vooruitblik: vrijdag 29 november: les om aan nieuwsbericht te werken.

Dinsdag 3 december: start presentaties

Veel succes met leren!!!