Thema 5 Quiz
1 / 39
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
A
Hij hoest.
B
Hij niest.
Slide 3 - Quizvraag
A
Zij niest.
B
Zij kreunt.
Slide 4 - Quizvraag
A
Hij ademt diep in.
B
Hij snuit zijn neus.
Slide 5 - Quizvraag
A
Zij krabt op haar hoofd.
B
Zij stoot haar hoofd.
Slide 6 - Quizvraag
A
Zij ademt.
B
Zij valt.
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Spinazie is groen.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Je pink is een vinger.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Je vingers zitten aan je voet.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Als je pijn in je kop hebt, dan heb je hoofdpijn.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Snot zit in je oren.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Kijken doe je met je ogen.
A
waar
B
niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Veel friet eten is gezond.
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
pijn
buik
Slide 17 - Sleepvraag
Slide 18 - Tekstslide
feest
neus
Slide 19 - Sleepvraag
Slide 20 - Tekstslide
Doe je ogen dichter.
A
goed
B
fout
Slide 21 - Quizvraag
Wat is er aan de hand?
A
goed
B
fout
Slide 22 - Quizvraag
Wat is er gebeuren?
A
goed
B
fout
Slide 23 - Quizvraag
Hij stelt zich aan.
A
goed
B
fout
Slide 24 - Quizvraag
Wij stoten zich.
A
goed
B
fout
Slide 25 - Quizvraag
Ik heb pijn in jouw knie.
A
goed
B
fout
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Waar kijk je naar?
A
We gaan naar de dokter.
B
Met mijn ogen.
C
Naar Antwerpen met mijn moeder.
D
Naar dat hondje.
Slide 28 - Quizvraag
Waar heb je pijn?
A
Bij de dokter.
B
In mijn buik.
C
Op school.
D
Mijn adem.
Slide 29 - Quizvraag
Hoe lang is hij?
A
Ze is een meter zeventig.
B
Hij is tachtig kilo.
C
Hij is een meter tachtig.
D
Hij heet Diederik.
Slide 30 - Quizvraag
Hoeveel weegt hij?
A
Hij weegt negentig kilo.
B
Hij weegt zich.
C
Ze is vijftig kilo.
D
Hij heeft keelpijn.
Slide 31 - Quizvraag
Is hij ziek?
A
Ja, hij heeft een pukkeltje.
B
Ja, hij heeft koorts.
C
Ja, hij is een dokter.
D
Ja, zijn voeten zijn groot.
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Je kijkt met je ...
A
oren
B
ogen
Slide 34 - Quizvraag
Je ruikt met je ...
A
neus
B
mond
Slide 35 - Quizvraag
Je hoort met je ...
A
neus
B
oren
Slide 36 - Quizvraag
Je proeft met je ...
A
mond
B
neus
Slide 37 - Quizvraag
Je voelt met je ...
A
huid
B
neus
