Pacemaker aanbrengen bij een persoon met het Syndroom van down

Hoe breng je een pacemaker in?
Door Talitha Molenkamp, Thomas Boersma, Robin Kramer, Harm Rikkers, Meaves Sloos en Matthijs Robbers
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoe breng je een pacemaker in?
Door Talitha Molenkamp, Thomas Boersma, Robin Kramer, Harm Rikkers, Meaves Sloos en Matthijs Robbers

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Syndroom van Down
Definitie van verstandelijke beperking;
Het syndroom van down is een aangeboren afwijking, Mensen met downsyndroom hebben enkele typische uiterlijke kenmerken, en vaak ook (dezelfde) afwijkingen en problemen. Ze hebben een verstandelijke handicap, met milde tot zware beperkingen. Deze afwijking ontstaat door een extra chromosoom. Normaal heb je 23 paar chromosomen, dus 46 in totaal met iemand met het syndroom van down heb je er 47 dus 1 te veel.


Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn de uiterlijke kenmerken van iemand met het syndroom van Down?

Slide 4 - Open vraag

Hoe benader je iemand met het syndroom van down?
A
Heel hard praten en veel oogcontact maken
B
Naar ze toe rennen
C
Niet te lastige zinnen gebruiken en oogcontact maken
D
Niet te lastige zinnen gebruiken en oogcontact maken

Slide 5 - Quizvraag

Een pacemaker
  • In 1899 , door J.A Mcwilliam.
  • In de jaren 50, toegepast op een mens. 
  • In 1958 werd er de eerste draagbare pacemaker uitgevonden. 
  • Een pacemaker zorgt dat het hart goed blijft kloppen. Een sensor die continu actief bezig is. Het geeft elektrische impulsen: elektrische pulsen volgen elkaar sneller op bij meer inspanning. (sinusknoop) 
  • De pacemaker wordt vaak gebruikt bij patiënten met een
    hartritmestoornis of wanneer het hart te
    zwak is om zelf effectief te kunnen pompen.

Slide 6 - Tekstslide

Complicaties pacemaker
Mogelijke risico's tijdens operatie:
- klaplong;
- nabloeden;
- Stimulatie van het diafragma (hikken);
- Perforatie/Schaden van de hartwand. 


Postoperatief:
- Elektrode loslaten;
- Elektrode breuk;
- Infectie;
- Nabloeden.

Slide 7 - Tekstslide

Lange termijn: 
  • startelektroden kunnen beschadigd raken.

  • Pacemakerinspectie
  • Draadloze pacemaker
  • Draadbreuken of schade aan de isolatie. 
  • Lies,  hartwand

Slide 8 - Tekstslide

Welke onderzoeken horen bij een peroperatieve pacemaker

Slide 9 - Open vraag

Wie zijn erbij betrokken?
Hartspecialisten:
- Cardioloog
- Elektrofysioloog (EF) of hartritmespecialist
- Echocardioloog
- Specialist op het gebied van hartfalen
Andere zorgmedewerkers die erbij betrokken kunnen worden:
- Cardiovasculair verpleegkundige
- Operatiekamer (OK)-verpleegkundige
- Katheter lab (Cath lab)/elektrofysiologisch verpleegkundige
- Nazorgverpleegkundige
- Cardiovasculair technicus
- Hartfunctielaborant

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel specialisten zijn ervoor nodig om een pacemaker in te brengen?
A
2
B
1
C
5
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Hoe benader je iemand met het syndroom van down?
A
Heel hard praten
B
Veel oogcontact
C
Rustig praten
D
Veel lichamelijk contact tijdens het praten

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide