naamwoordelijk gezegde HV2

Grammatica: naamwoordelijk gezegde
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica: naamwoordelijk gezegde

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Kort herhalen zinsontleding HV1
  • Naamwoordelijk gezegde

Slide 2 - Tekstslide

Zinsontleding
We verdelen de zin in stukken (zinsdelen). Elk stuk krijgt een naam. 


Bij de andere soort grammatica, woordsoorten, geven we elk woordje een naam.

Slide 3 - Tekstslide

Zinsdelen
Stap 1: pv --> tijdproef
Stap 2: ww. gezegde --> alle werkwoorden in de zin
Stap 3: verdeel de zin in zinsdelen
Stap 4: onderwerp --> wie of wat + ww. gezegde?
Stap 5: lijdend voorwerp --> wie of wat + ond. + ww. gezegde?
Stap 6: zoek het meewerkend voorwerp --> aan wie/voor wie + ond + ww. gezegde + lv?
Stap 7:  alle overige zinsdelen in de zi n --> waarom? hoe? wanneer? waar?

Slide 4 - Tekstslide

Gezegde
werkwoordelijk gezegde: zinnen waarbij je iets doet.

naamwoordelijk gezegde: 
zinnen waarin je iets bent/blijft/wordt.

Slide 5 - Tekstslide

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Katrien is moe.
timer
0:30
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 6 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Ze heeft hard gewerkt.
timer
0:30
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Zij wil gaan slapen.
timer
0:30
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 8 - Quizvraag

naamwoordelijk gezegde of werkwoordelijk gezegde?

Later wordt Katrien slaapspecialist.
timer
0:30
A
naamwoordelijk gezegde
B
werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quizvraag

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde?
Ga altijd op zoek naar het belangrijkste werkwoord (enige ww/vdw/laatste ww)

Belangrijkste werkwoord --> koppelwerkwoord? --> naamw. gezegde
Belangrijkste werkwoord --> zelfstandig werkwoord? --> werkw. gezegde

Slide 10 - Tekstslide

Koppelwerkwoorden
zijn            blijken
worden   lijken
blijven     schijnen

1. Gisteren hebben we gevoetbald op het veldje. --> zww=werkw. gezegde
2. Jantine wil graag arts worden. --> kww=naamw. gezegde


Slide 11 - Tekstslide

De som bleek te moeilijk te zijn voor de leerlingen.
timer
0:30
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quizvraag

Heb jij vandaag je huiswerk gemaakt?
timer
0:30
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quizvraag

Ik word binnenkort 14 jaar.
timer
0:30
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quizvraag

Verschil
werkwoordelijk gezegde: werkwoordelijk deel (alle ww)

naamwoordelijk gezegde: werkwoordelijk deel (alle ww) + naamwoordelijk deel (eigenschap/kenmerk)

Slide 15 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde: werkwoordelijk deel + naamwoordelijk deel

naamwoordelijk deel: eigenschap/kenmerk van het onderwerp

1. Jan wil later helikopterpiloot worden. 
naamw. gezegde: wil helikopterpiloot worden
2. De som bleek te moeilijk te zijn. 
naamw. gezegde: bleek te moeilijk te zijn

Slide 16 - Tekstslide

Wat is hier het naamwoordelijk gezegde? De interviewer leek erg aardig voor de actrice.
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Wat is hier het naamwoordelijk gezegde? Zij is vroeger behoorlijk verlegen geweest.
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Wat is hier het naamwoordelijk gezegde? De afstand tussen de continenten wordt elk jaar een stukje groter.
timer
1:00

Slide 19 - Open vraag

Oefenen!
Ga naar Nieuw Nederlands
Cursus 5, §3
maken opdr. 1-3


Slide 20 - Tekstslide