In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Le futur simple
de toekomende tijd
Slide 1 - Tekstslide
Geef minimaal drie voorbeelden van een toekomende tijd in het Nederlands
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Verschil N-F
In het Nederlands is de toekomende tijd, de tijd met zullen
Let op! Zullen is echter geen werkwoord dat op zichzelf kan staan (alleen), hij is altijd vergezeld van een ander werkwoord.
In het Frans bestaat de toekomende tijd slechts uit één werkwoord.
Slide 4 - Tekstslide
Let op: als een werkwoord op -re eindigt: dan moet de e eerst weggehaald worden!
Slide 5 - Tekstslide
luisteren
kijken
Slide 6 - Tekstslide
tu - regarder
A
tu regarderas
B
tu regardera
C
tu regardas
D
tu regardaser
Slide 7 - Quizvraag
nous (regarder)
A
regarderons
B
regardons
C
regardions
D
avons regardé
Slide 8 - Quizvraag
Zij zullen zingen
A
elles chantont
B
elles chanteront
C
elles vont chanter
D
elles ont chanté
Slide 9 - Quizvraag
zijn
hebben
maken/doen
gaan
kunnen
willen
Slide 10 - Tekstslide
elle - faire
A
elle ferez
B
elle fera
C
elle faira
D
elle feras
Slide 11 - Quizvraag
vous - avoir
A
vous aurez
B
vous auriez
C
vous avoiriez
D
vous avoir
Slide 12 - Quizvraag
nous - aller
A
nous irions
B
nous irons
C
nous allerons
D
nous ayeez
Slide 13 - Quizvraag
Ik zal zijn
Slide 14 - Open vraag
Révision
De futur simple is niet de enige manier om iets in de toekomst te vertellen. Je hebt daar in voorgaande jaren ook al een andere manier voor geleerd zonder dat je het wellicht in de gaten hebt gehad. Je gebruikte dan het werkwoord gaan.
Als je iets wilt vertellen dat in de nabije toekomst plaatsvindt dan gebruik je daarvoor de futur proche (gaan + hele werkwoord).