Het bijvoeglijk naamwoord Frans Havo 2 les van 6 december

BONJOUR Havo 2


Vandaag gaan we leren over:
L'adjectif qualificatif 
Ofwel: het bijvoeglijk naamwoord
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR Havo 2


Vandaag gaan we leren over:
L'adjectif qualificatif 
Ofwel: het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Adjectif - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt meer over een 
zelfstandig naamwoord
C'est une robe bleue.
Het komt ook vaak na een koppelwerkwoord 
(en dan vooral vaak na een vorm van het werkwoord 'zijn').
La robe est bleue

Slide 2 - Tekstslide

Het adjectif past zich aan
In het Frans verandert het bijvoeglijk naamwoord zodat het bij het zelfstandig naamwoord past 
(dat mannelijk, vrouwelijk en/of meervoud is). 

Le jean est bleu
La robe est bleue

Slide 3 - Tekstslide

BASISREGEL = REGELMATIG

                                mannelijk                     vrouwelijk

enkelvoud                    -                                          e

meervoud                    -s                                      -es

MAAR: (1) als er al een e staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un jeune garçon - une jeune fille

MAAR: (2) als er al een s staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un éléphant gris - deux éléphants gris 




Slide 4 - Tekstslide

dus...
We nemen als voorbeeld GROEN = VERT

le sac vert                           -> mannelijk enkelvoud
la voiture verte                 -> vrouwelijk enkelvoud
les sacs verts                    -> mannelijk meervoud
les voitures vertes          -> vrouwelijk meervoud

Slide 5 - Tekstslide

De Franse lidwoorden

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v
de, het
le   = de/het
la   = de/het
l'    = de/het
les = de

bepaald lidwoord

een
un    = een
une  = een 

des  = - -

onbepaald lidwoord

Slide 6 - Tekstslide

L'adjectif qualificatif
  • Het bijvoeglijk naamwoord.
  • Normale vorm: 

Pierre est intelligent. (normale vorm)
Julie est intelligente. (+e)
Pierre et Simon sont intelligents. (+s)
Julie et Anna sont intelligentes. (+es)

Slide 7 - Tekstslide

La fleur est ....
A
bleu
B
bleue

Slide 8 - Quizvraag

Le chat est ....
A
grand
B
grande

Slide 9 - Quizvraag

Les filles sont ...
A
joli
B
jolis
C
jolie
D
jolies

Slide 10 - Quizvraag

La robe est ...
A
rouge
B
rougee

Slide 11 - Quizvraag

Nous habitons une (...) maison.
A
vieux
B
vieille
C
vieux
D
vieilles

Slide 12 - Quizvraag

Mes copines ne sont pas très (...)
A
sportif
B
sportive
C
sportifs
D
sportives

Slide 13 - Quizvraag

C'est une (...) idée!
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes

Slide 14 - Quizvraag

C'est une (...) histoire
A
long
B
longue
C
longs
D
longues

Slide 15 - Quizvraag

une fleur ....
A
blanc
B
blanche

Slide 16 - Quizvraag

le ... garçon
A
beau
B
belle

Slide 17 - Quizvraag

PLAATS VAN HET ADJECTIF
Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord. 
C'est une personne gentille
Maar er zijn een aantal uitzonderingen die VOOR het zelfstandig naamwoord komen. 
C'est une haute montagne
Deze moet je uit je hoofd leren: 

Slide 18 - Tekstslide

Deze komen voor het zelfst. nw: 




Bon, beau, joli, gros, jeune, haute, nouveau, long, petit, grand, vieux, mauvais, autre, large

Slide 19 - Tekstslide

Wat is goed?
A
C'est un problème difficile.
B
C'est un difficile problème.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Nous avons une voiture nouvelle.
B
Nous avons une nouvelle voiture.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Mon frère est un élève horrible.
B
Mon frère est un horrible élève.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed?
A
C'est une journée longue.
B
C'est une longue journée.

Slide 23 - Quizvraag

le hollandais n'est pas
A
ennuyeux
B
ennuyeuse

Slide 24 - Quizvraag

il est toujours très ...
A
négatif
B
négative
C
négatifs
D
négatives

Slide 25 - Quizvraag

elle est toujours très ...
A
négatif
B
négative
C
négatifs
D
négatives

Slide 26 - Quizvraag