5.4 herdenken en vieren

5.4 Herdenken en vieren
Thema 5 - De prijs van vrijheid
2vmbo
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.4 Herdenken en vieren
Thema 5 - De prijs van vrijheid
2vmbo

Slide 1 - Tekstslide

Herdenken
  • Een manier om gebeurtenissen of mensen te herdenken is door een gedenkteken of monument te plaatsen. 

Slide 2 - Tekstslide

Monument
Voorbeeld van een oorlogsmonument op Texel. 

Te vinden aan de Kogerstraat. 

Slide 3 - Tekstslide

Nationaal Monument
  • Op 4 mei 1956 werd het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam onthuld. 
  • Ieder jaar wordt hier de Dodenherdenking gehouden en is dit op televisie te volgen. 

Slide 4 - Tekstslide

Dodenherdenking
  • op 4 mei worden alle slachtoffers herdacht die tijdens en na de Tweede Wereldoorlog in oorlogssituaties en bij vredesoperaties zijn gevallen. 

Slide 5 - Tekstslide

Bevrijdingsdag
  • 5 mei
  • Op deze dag wordt het einde van de Tweede Wereldoorlog gevierd. 
  • Vrijheid staat centraal op deze dag. Door het hele land zijn er activiteiten. 

Slide 6 - Tekstslide

Vredesmissie
  • Bij een vredesmissie worden militairen uitgezonden naar het buitenland om de vrede te behouden of herstellen. 
  • Bijvoorbeeld: Verenigde Naties
MAVO

Slide 7 - Tekstslide

Eerste Wereldoorlog
Tweede Wereldoorlog
NL: neutraal
Loopgraven
1914
NL: bezet
1939
Jodenhaat
Hitler

Slide 8 - Sleepvraag

Welvaart
Eerste Wereldoorlog
Economische wereldcrisis
Werkloosheid
Tweede Wereldoorlog
1
2
3
4
5

Slide 9 - Sleepvraag

Wanneer is dodenherdenking en wanneer is Bevrijdingsdag?

Slide 10 - Open vraag

De eerste wereldoorlog duurde van ..... tot ........?

Slide 11 - Open vraag

Sleep de begrippen onderin naar de juiste plek in de tekst. Let op! Er blijven begrippen over!

…………………...............was een kolonie van Nederland toen het werd veroverd door Japan in de …………………………......... Het …………………………………………......... verloor van de Japanners en veel Nederlanders werden in kampen gezet. Nadat de Japanners waren verslagen wilden veel Indiërs een eigen land stichten, dit noemen we …………………….. Nederland stuurde soldaten naar Indië om de orde te herstellen. Dit mislukte en in 1949 werd Indonesië …………………….. Indonesië was niet het enige land dat onafhankelijk werd in deze periode. Dit proces van landen dat onafhankelijk wordt noemen we ………………………………….. Dit ging niet overal met geweld. In …………………………. was de onafhankelijkheid vreedzaam.


dekolonisatie
Eerste Wereldoorlog
nationalisme
Nederlands-Indië
onafhankelijk
Suriname
Tweede Wereldoorlog
zelfbestuur
Koninklijk Nederlands-Indische Leger

Slide 12 - Sleepvraag

Sleep de blauwe hokjes/woorden naar de goede rode hokjes/woorden.
Indonesië
Suriname
Curacao
Bonaire
Oorlog om onafhankelkheid
Vreedzame onafhankelijkheid
Nederlandse gemeente
Zelfstandig

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

juist
onjuist
In de Koude Oorlog stonden Amerika en de Sovjet-Unie tegenover elkaar
De Sovjet-unie was kapitalistisch. Dit betekend dat iedereen gelijk was
Amerika had een enorme hekel aan de communisten en probeerden dit ook tegen te houden
De Koude Oorlog begon direct na de Tweede Wereldoorlog
de Koude Oorlog is een lange periode van extreme kou

Slide 15 - Sleepvraag

Welke kenmerken horen bij het Westen en welke bij het Oostblok tijdens de Koude Oorlog? 
Let op! Elk kenmerk mag maar één keer gebruikt worden.
Westblok
Oostblok
De meeste bedrijven zijn staatseigendom. 
Iedereen is vrij om een politieke partij op te richten. 
De overheid bepaalt de economie
In de meeste landen is sprake van vrijheid van meningsuiting. 
Onderwijs en gezondheidszorg zijn gratis

Slide 16 - Sleepvraag

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde
Nederland krijgt financiele steun vanuit Amerika
Duitsland wordt in 2 delen gesplitst
De Tweede Wereldoorlog is afgelopen
Er ontstaat ruzie tussen VS en SU, begin van de Koude Oorlog

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is een visum?
A
Een creditcard
B
Een paspoort voor minderjarigen
C
Aanvraag voor asiel
D
Stempel in jouw paspoort, wat aangeeft dat je in een ander land mag zijn

Slide 18 - Quizvraag

Wat heeft iemand nodig die van een niet EU-land naar de EU wilt?
A
Visum
B
Asiel
C
Niks, hij/zij kan zo naar binnen
D
Niks, hij/zij kan niet naar de EU

Slide 19 - Quizvraag

Wat is reliëf?
A
verschillende soorten bergen
B
verschillende soorten landschappen
C
laagteverschillen in het landschap
D
hoogteverschillen in het landschap

Slide 20 - Quizvraag

Is de bewering juist of onjuist?
'Reliëf heeft invloed op het klimaat'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

18. Wat hoort bij wat?
De waarde van alle producten die een land uitgaan.
Als je iets wilt verkopen.
De waarde van de producten die een land uit het buitenland haalt.
Als je iets wilt kopen.
aanbod
invoerwaarde
uitvoerwaarde
vraag

Slide 22 - Sleepvraag

Nick gaat naar de Jumbo om frikandelbroodjes te kopen:


De Jumbo verkoop frikandelbroodjes aan klanten door heel Nederland:


De Jumbo denkt dat ook in China mensen frikandelbroodjes 
willen eten en gaat ze daar verkopen:


De curry die bij frikandelbroodjes zit moet de Jumbo halen vanuit Duitsland:


Alle frikandelbroodjes die uit Nederland gaan:


Alle curry die Nederland binnen komt:





Zet de begrippen achter de juiste zin. Kies uit de twee begrippen naast de zin.
Aanbod
Vraag
Export
Import
Invoerwaarde
Uitvoerwaarde
Aanbod
Vraag
Export
Import
Invoerwaarde
Uitvoerwaarde

Slide 23 - Sleepvraag